Rouwverwerking na mkz-crisis krijgt te weinig aandacht
Er is nog veel te weinig aandacht in Nederland voor de rouwverwerking van boeren en boerinnen na de ruiming van hun veestapel. Dat bleek vrijdag tijdens een studiemiddag over crisispastoraat in de landbouw.
Een kleine veertig personen werden met vruchtenkarnemelk en krentenwegge ontvangen in Kaasboerderij Weenink, in het Gelderse Lievelde. De vier sprekers van de middag benadrukten dat de landbouwcrises van de afgelopen jaren -varkenspest, bse, mkz, vogelpest- veel dieper ingrijpen in het boerenleven dan de bedrijfsmatige en financiële ruïnes die ze achterlaten. De menselijke aspecten en de psychosociale kant verdienen veel meer aandacht, was de teneur. Een medewerkster van het ministerie van Landbouw erkende dat „het ministerie heel veel geleerd heeft van de mkz-crisis” en dat er meer oog is gekomen voor de menselijke kant van de drama’s.
De middag was belegd door het Provinciaal Platform Landbouw & Kerken in Gelderland. Aan het woord kwamen mensen die als betrokkene of hulpverlener in verschillende stadia te maken kregen met rampen in de landbouw, maar ook met zaken als extreme droogte. Zo ging Hennie Roelofsen, sinds 1976 boer, in op de gevolgen van de droogte dit jaar voor zijn bedrijf. Vanuit zijn kerkelijke gemeente in Schaarsbergen krijgt hij wel eens een kaartje met „Sterkte” erop. „Die aandacht is echter maar tijdelijk. Als het weer regent, denkt men: Het probleem is weer voorbij.”
Een hervormd predikant vroeg Roelofsen wat voor aandacht hij van de kerk verwacht. „Gewoon de vraag: Red je het?” zei Roelofsen. „Het zou voor mij al veel uitmaken als die vraag een keer gesteld werd. Dat je iets merkt van het bewustzijn dat droogte voor het bedrijf veel langer doorwerkt dan een enkele maand.”
„En geeft u dan een eerlijk antwoord?” vroeg de predikant, daarmee doelend op het feit dat het moeilijk is voor veel boeren om te zeggen dat er financiële problemen zijn. Bouwien Krikke, hulpcoördinator tijdens de mkz-crisis, zei het zo: „De houding van ’ik red me wel’, die veerkrachtige houding ten opzichte van de grillige natuur, is de kracht van de boerenstand. Ik ben er, zelf boerendochter, trots op. Maar het is tevens een valkuil: als het echt financieel slecht gaat, moet je het ook zeggen.”
Krikke zei dat bij veel boeren en boerinnen sprake is van „uitgestelde rouw. Het is tegen de schepping dat gezonde dieren, waar de boeren een band mee hadden, op grote schaal zijn doodgemaakt. Logisch dat mensen daarvan depressief raken. Er is in Nederland veel te weinig aandacht voor de gevolgen van de agrarische crises voor het menselijk vlak en voor het toekomstperspectief van de boer.” Anne Kooi, arbeidspredikant in Gelderland en betrokken bij de pastorale hulpverlening in het vogelpestgebied, benadrukt dat het niet alleen gaat om een crisis in de landbouw. „Er vindt ook een crisis plaats in het leven van mensen, die diep ingrijpt.”
Annie van Niersen, als boerin op de Veluwe nauw betrokken bij mkz, vertelde over haar ervaringen tijdens de dagen van de ruiming: continu de radio aan, onzekerheid, angst, onduidelijkheid over vergoedingen. En het officiële bericht over de ruiming kwam pas na de ruiming. „We hebben nog een heel groot wantrouwen ten opzichte van de overheid, je komt daar niet meer bovenop.”
Ze was positief over de acties van diverse kerken, bijvoorbeeld de briefstuuractie van de Grote Kerk Apeldoorn. „Hartstikke goed, we kregen een brief van iemand die we totaal niet kenden, en enige tijd later weer een brief van datzelfde adres. Ik heb het gevoel dat de kerken hun best deden.” Volgens Annie zouden boeren eerder hulp hebben gevraagd bij de kerken dan bij het maatschappelijk werk. „Dat werd door de boeren gezien als een verlengstuk van de overheid. Een hand die je slaat, pak je niet weer aan.”