Vijf vragen over het Onderwijsakkoord
DEN HAAG (ANP). Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs zetten donderdag hun handtekening onder het Onderwijsakkoord. Ze zijn blij met het resultaat.
Waarom bent u zo blij met het akkoord?
Dekker: „Over de hele breedte van de sector zijn we het eens geworden over de koers die we de komende 10 jaar gaan varen. De neuzen staan dezelfde kant op. De afspraken moeten nu verder worden uitgewerkt in cao’s en in de verschillende onderwijssectoren. We moeten niet vergeten dat we nog veel te doen hebben.”
Wat verandert er door het akkoord?
Bussemaker: „Er komen banen bij voor jonge docenten, die we ook toekomstperspectief kunnen bieden. Ook gaat de werkdruk omlaag en nemen we maatregelen om de administratie te verminderen. Per saldo wordt er in elke onderwijssector geïnvesteerd. Verder is het belangrijk dat we gaan investeren in leraren, die soms al vijf jaar op de nullijn staan. Vanaf 2014 komt er geld bij en dat mag ook, want docenten hebben een belangrijk vak. We vertrouwen hen tenslotte onze kinderen toe.”
De kritiek is dat er geen nieuw geld bijkomt, maar dat er alleen met geld wordt geschoven?
Bussemaker: „Wat is nieuw geld? We hebben niet een nieuw geld machine in Nederland, dus het moet altijd ergens vandaan komen. Een deel van de bezuinigingen uit het Lenteakkoord, waar ook partijen als D66 aan mee hebben gedaan, wordt gecompenseerd. De middelen die we in het regeerakkoord hadden gereserveerd, komen nu vrij. En er wordt extra geïnvesteerd. Dus ik zeg: tel uit je winst, hier gebeurt echt iets.”
En de grootste vakbond, de AOb, tekent niet mee?
Bussemaker: „Dat vind ik jammer, het was mooier geweest als ze wel hadden getekend. Ik hoop dat we ze er alsnog bij krijgen, want er zit een hoop moois in het akkoord, ook voor de achterban van de AOb.”
Als de cao’s voor 1 juni worden gesloten, komt er nog 34 miljoen euro vrij?
Dekker: „We geloven dat de cao’s in het vroege voorjaar klaar kunnen zijn. Er is nu zoveel afgesproken, dan vind ik ook dat daar een beloning tegenover mag staan. Zeker in een sector die al lang op de nullijn staat - dan mag je best eens iets extra’s doen.”