„Geen dwang bij DNA-afname op Schouwen-Duiveland”
ZIERIKZEE. Het is niet de bedoeling om familie van vermiste personen op Schouwen-Duiveland onder druk te zetten om DNA-materiaal af te staan voor identificatie.
Dat meldt politiewoordvoerder Ed Kraszewski van het bureau vermiste personen. Dinsdag werd bekend dat burgemeester Rabelink van Schouwen-Duiveland het bureau toestemming geeft om komende maand de 32 niet-geïdentificeerde slachtoffers van de watersnoodramp in 1953 in zijn gemeente op te graven voor DNA-onderzoek. Vervolgens wordt familie van vermiste personen gevraagd om DNA-materiaal af te staan, zodat gezocht kan worden naar een sluitende overeenkomst.
De massale aandacht in lokale media dinsdag was niet bedoeld om mensen onder druk te zetten, benadrukt Kraszewski. „We hebben voor deze aanpak gekozen omdat we de familieleden niet allemaal apart kunnen benaderen.”
Als hij echter zijn wens mag uitspreken, dan verzamelt de politiebeambte het liefst DNA van familieleden uit de zogeheten eerste lijn van afstamming: „Eén of twee personen uit de eerste lijn, bijvoorbeeld een vader of moeder, als die nog leven, of kinderen van de vermisten.”
Hij benadrukt dat de onderzoeken niet zullen stoppen bij Schouwen-Duiveland. „Dit is onderdeel van een landelijk onderzoek naar alle 350 anonieme graven in Nederland. Nieuwe techniek maakt het mogelijk om via familie iemands identiteit te achterhalen. Wel moet in iedere gemeente de burgemeester toestemming verlenen voor het opgraven.”
Eigenlijk roept Kraszewski iedereen van wie een familielid voor 2010 langdurig vermist raakte, ertoe op om zich te melden voor het afstaan van DNA.
Voor hun privacy hoeven de DNA-donateurs niet te vrezen. „Het wordt alleen voor dit doel gebruikt, en onze gegevens staan gegarandeerd volkomen los van de databank die voor het strafrecht wordt gebruikt.”
Ds. A. van der Ploeg uit Oosterland had zitting in de klankbordgroep die burgemeester Rabelink om zich heen verzamelde om het vraagstuk van de opgravingen mee te bespreken. Het thema ligt zeer gevoelig op Schouwen-Duiveland, weet de hervormde emeritus predikant. „Ik woon hier nu drie jaar en daarvoor stond ik in Bruinisse. Als je een begrafenis leidt van iemand die de ramp heeft meegemaakt, en zijn of haar levensloop komt ter sprake, dan komt het er altijd uit: de diepe wonden die de watersnood geslagen heeft. Het heeft de mensen hier heel veel gedaan.”
De predikant heeft het gewaardeerd dat de burgemeester zijn mening over de opgravingen bij anderen peilde. Hij en de andere leden van de klankbordgroep besloten unaniem positief te adviseren over het onderzoek. „Wat ik er zelf vooral waardevol aan vind, is dat de omgekomen mensen op deze manier toch nog hun naam kunnen terugkrijgen.”