Concertverslag: Orgelconcert Sander van Marion in St.-Jan Den Bosch
De muziekredactie van het RD bezoekt deze zomervakantie vijf concerten, waarvan op deze plek verslag wordt gedaan. Vandaag een impressie van het concert van organist Sander van Marion op dinsdagavond 27 augustus in de Sint-Janskathedraal in ’s Hertogenbosch.
Nee, de musicus uit Scheveningen –zwarte broek, rood overhemd, wit jasje, typisch een Van Marion-outfit– staat vóór het concert liever geen pers te woord. „Belt u mij morgenochtend. Nou ja, na afloop wil ik ook wel wat vertellen.” In de ruime torenhal dribbelt de organist van de een naar de ander. Hij schudt handen, omhelst, geeft hier en daar een zoen.
Het is duidelijk: ook al speelt Sander van Marion vanavond ver van huis, in het roomse zuiden, hij neemt zijn eigen publiek mee. Dat is om 20.00 uur te merken. Het middenschip van de Bossche kathedraal is met 120, 130 man –hoofdzakelijk ouderen– leuk gevuld. Beter dan met andere concerten in de zomerserie, laat de organisatie na afloop weten.
De kathedraal is een eldorado. Het hoge, lange, gotische godshuis is gedempt verlicht. Het rijzige orgel wordt er nog mystieker door dan het van zichzelf door de donkerbruine kast al is. Sfeer, daar hebben de katholieken een neus voor. Eerlijk is eerlijk.
Ik zit –samen met twee onbekende, maar gezellige orgelvrienden– in de enige bank die uitzicht biedt op het instrument (III/P/48 stemmen). Alle andere bezoekers hebben het orgel in de rug. Tja, een kwestie van vroeg komen. Dat ontdekt mijn achterbuurman ook. „Voortaan ben ik er eerder”, snuift hij quasi-dreigend. De bank is trouwens niet alleen voor het oog, ook voor het oor de beste plek, verzekert mijn Zeeuwse buurman. „Je hoort hier tenminste het verschil tussen de c- en de cis-lade van het orgel.” Het geeft mij nóg meer het gevoel dat ik top zit.
Van verveling voor het concert is geen sprake. De beelden en de rijk versierde gewelven bieden genoeg afleiding. En dan is er nog de toelichting op het programma. Twee A4’tjes vol. Normaal gesproken houdt Van Marion een praatje vooraf, vertelt mijn buurman, maar dat is vanavond niet handig. „De orgeltrap is een lastige hier. Je kunt het de organist niet aandoen om heen en weer te lopen.”
Het thema vanavond –Tour de France, ook weer echt Van Marion– belooft een rondreis door Franse orgelmuziek. Te beginnen bij de barok, daarna de romantiek, want de markante musicus houdt van chronologie. Het programma zit goed in elkaar, evenals de toelichting. Een voorbeeld voor menig collega.
Van Marion trapt af met muziek van Couperin, d’ Aquin en Balbastre, drie barokke Franse jongens. Het orgel ontpopt zich vanaf het begin als een muzikale kleurdoos, die door Van Marion ten volle wordt benut. Mooie, bijzondere, aparte, opvallende registraties, daar houdt hij van. Daar steekt hij veel tijd in, om ze uit te zoeken. Met succes. Fluiten zweven het kerkruim in, vulstemmen kwaken, tongwerken snorren, prestanten strelen. En dan die Bazuin 16’: wat zakt die heerlijk in de pedaalklank. Als een mes in de boterpot.
Van stramme vingers heeft de 74-jarige Van Marion nog geen last. Snelle passages komen er vlekkeloos uit. En toch, soms klinkt z’n spel wat aarzelend, net niet gelijk. Is hij nog niet helemaal op temperatuur of speelt de toetsdruk van het grote, mechanische orgel hem af en toe parten? En nog iets: het zijn barokke stukken, maar de harmonieën lijken soms weggelopen uit de romantiek. Is dat de adem van Van Marion die er overheen gaat? Hij staat niet voor niets bekend als een eigenzinnig organist… Fraai is het zeker, al zullen puriteinen hun wenkbrauwen fronsen. Maar die zijn er vanavond waarschijnlijk niet veel.
Met de ”Marche de procession” van de in zijn tijd populaire Lefébure-Wely belanden we echt in de romantiek. Het stuk met z’n walsachtige wendingen en chromatische figuren doet denken aan de bekende Sortie van deze componist. Bij het slotakkoord staat het orgel als een huis. Wat een heerlijk temperamentvol instrument is dit. En wat een weldadige galm heeft deze kerk. Zo eentje die strak, egaal wegloopt. Hulde aan de middeleeuwse kathedraalbouwers.
Met de Pièce Heroïque van César Frank komen we in serieuzere sferen. Van Marion speelt het stuk –het verbeeldt de strijd tussen goed en kwaad– met een enorme drive. Z’n registraties zijn uitgekiend. De knoppentrekkers doen accuraat hun werk.
Van Marions tempokeuzes in de ”Pièce” zijn verrassend. Hij speelt sneller waar doorgaans rustiger aan wordt gedaan en andersom. Deels een kwestie van smaak, die soms bijzonder uitpakt. Zoals bij het karakteristieke interval b, fis, b in het pedaal. Van Marion zet de drie tonen zeer nadrukkelijk neer en geeft ze daarmee een zeggingskracht die ik niet eerder zo hoorde. Indrukwekkend. Widor is vertegenwoordigd met een bevallig ”Andante cantabile” uit een van zijn grote orgelsymfonieën. Op het rugwerk klinkt de fraaie Dulciaan. Achtvoets labiaalregisters zingen door het kerkruim. De tremulant maakt te veel bijgeluid om echt mooi te zijn. Maar verder: wat een verstilling. Ze krijgt extra zeggingskracht door de intredende duisternis in het godshuis. Het slotakkoord, fluisterzacht, met alleen een strijker, lost naadloos op in de galm. Wat is dit adembenemend mooi!
Van Marion houdt van contrasten. Guilmants feestelijke parafrase over de melodie van ”U zij de glorie”, afkomstig uit Händels oratorium ”Judas Maccabeüs”, krijgt het volle pond. Het uitbundige stuk eindigt met een breed neergezet koraal voor het volle orgel.
Dubois is vanavond met drie composities aanwezig. Zijn ”Marche des Rois Mages” blijkt een grappig stuk. We zitten in de kerk, maar een mens krijgt bij zulke klanken vanzelf beelden van voetjes van de vloer. ”Verset de procession” laat fluiten tegenover prestanten horen. Een fraaie combinatie.
En dan, het kan niet uitblijven, volgt Dubois’ populaire Toccata in G. Van Marion kiest een originele aanpak. Hij speelt het openingsdeel niet met een moordtempo in fortissimoklank, maar gedragen, en bescheiden geregistreerd. In het middendeel hanteert hij sterke tempowisselingen die mij niet erg kunnen bekoren. Maar dan het slotdeel: de herhaling van het openingsdeel. Het is te voelen: hier gaat iets gebeuren. Van Marion bouwt een weergaloos crescendo op, voegt hier en daar pedaalnoten toe, houdt stevig grip op de over elkaar heen buitelende noten en werkt naar een meeslepend einde toe. Pet af voor zoveel muzikale vitaliteit.
Van Marion zou zichzelf tegenvallen als hij niet zou afsluiten met een improvisatie. Het wordt er één over twee Franse volksliedjes: ”Au claire de la lune” en ”Ah, vous dirai-je maman”, bij ons bekend als ”Altijd is Kortjakje ziek”. De organist haalt nog één keer alles uit de kast. Fluiten zweven als de wind, een scherzo met vulstemmen, een canon tussen beide liederen en de majeurmelodie van ”Altijd is Kortjakje ziek” in mineur: een beproefd, immer succesvol recept. Aan het eind laat Van Marion beide melodieën over elkaar heen buitelen, op zowel het klavier als in het pedaal. Het slotakkoord in G groot klinkt als een overtuigend uitroepteken.
Na afloop is het weer handenschudden, omhelzen en hier en daar een zoen. En dan is de pers aan de beurt. Van Marion roemt het orgel. „César Franck zei het al: Mijn orgel is mijn orkest. Nou, zo was dat vanavond ook.” Over de ”Pièce Heroïque” wil hij nog iets persoonlijks kwijt. „Die strijd, hè, tussen goed en kwaad: we lijken er niet vanaf te komen. Kijk maar naar wat er in Syrië gebeurt.”
Van Marion vermoedt dat hij de uitnodiging om in Den Bosch te spelen te danken heeft aan het feit dat hij eerder dit jaar een Franse onderscheiding kreeg. „Ik heb mede daardoor dit programma, met als thema ”Tour de France”, gemaakt. Het valt in de smaak, merk ik. Ik word her en daar gevraagd om het uit te voeren, ook in het buitenland.”
Met een brede armzwaai neemt Van Marion afscheid. „Blijf reclame maken voor het orgel”, benadrukt hij nog. De markante musicus heeft vanavond zelf het voorbeeld gegeven.