In totaal zijn zes Roemenen verdachte. Het gaat om hoofdverdachte Radu Dogaru en diens moeder Olga Dogaru. De anderen zijn Eugen Darie en Mihai Alexandru Bitu, Petre Condrat en Adria Procop. Op Procop na zitten alle verdachten vast.

Dogaru, Procop, Darie en Bitu zijn afkomstig uit de dorpjes Macin en Carcaliu uit de Oost-Europese provincie Tulcea. Allen werkten ze in het buitenland, met name in Nederland, België en Italië. Darie woont zelfs al een aantal jaren in Nederland en werkte voor een transportbedrijf in Rotterdam, waar zijn vrouw de boekhouder is.

De vier vrienden van weleer keerden met tussenpozen terug in het dorp van hun jeugd, waar ze bekend staan als ‘interlopi’, Roemeens voor gangsters. Ze handelen in gestolen horloges, sieraden en telefoons, maar zijn ook actief in de prostitutie en drugshandel.

Condrat werkt in Roemenië als assistent van een zakenman en multimiljonair. Hij wordt door Bitu ingeschakeld om een koper te vinden voor de werken, maar dat lukt niet.

Dogaru en Procop wordt de feitelijke inbraak en diefstal ten laste gelegd. Darie wordt beschuldigd van medeplichtigheid daaraan.

Bitu heeft zich volgens de aanklager schuldig gemaakt aan het inladen van de schilderijen en het vervoer ervan in Nederland. Ook zou hij degene zijn die contacten legde om de schilderijen te kunnen verkopen. Voor dat laatste staat ook Condrat terecht.

Moeder Olga wordt het verbergen van de kunstwerken ten laste gelegd. Zij bekende aanvankelijk de zeven werken van onder anderen Pablo Picasso en Henri Matisse te hebben verbrand in haar woning in Oost-Roemenië, maar trok die bekentenis later weer in.