De pomphouders verzetten zich tegen de vergunningverlening aan Fastned voor de exploitatie van laadpalen op parkeerplekken vlak achter benzinestations. Zij vinden dat de overheid daarmee inbreuk maakt op bestaande afspraken.

Volgens de pomphouders hebben zij het exclusieve recht om brandstoffen te verkopen langs de snelweg. Maar die afspraken tussen de Staat en de exploitanten gaan alleen over fossiele brandstoffen zoals benzine en diesel, en niet over elektriciteit, oordeelt de rechtbank.

Ook vindt de rechter dat de ontwikkeling van nieuwe technieken zoals elektrisch rijden niet afhankelijk mag zijn van de medewerking van bestaande exploitanten. Dat vrijwel geen van de zittende exploitanten belangstelling heeft getoond voor de exploitatie van snellaadpalen, laat de rechtbank daarbij zwaar meewegen.

De belangenvereniging voor pomphouders BETA, waarbij zo’n 1000 zelfstandige pompstations zijn aangesloten, noemt het „absurd” dat elektrische laadpalen geëxploiteerd mogen worden door „branchevreemde partijen”. De belangenclub wijst erop dat er jarenlang is onderhandeld over het openbreken van de exploitatie van rijkswegstations, met een veilingregeling als resultaat.

„Concessiehouders betalen op een veiling, en ook door de jaarlijkse huur, een hoge prijs voor het exploiteren van rijkswegstations. Het gaat om een netwerk van circa 250 locaties die energie voor het wegverkeer mogen leveren. Dan lijkt het duidelijk dat zoiets geldt voor allerlei vormen van energie waarop ‘het wegverkeer’ gaat rijden”, aldus een woordvoerder.

Dat dit alleen zou gelden voor fossiele brandstoffen, noemt BETA „een woordspelletje”. De vereniging vindt het een teken aan de wand dat bijna alle elektriciteit uit centrales komt die op kolen of gas stoken. „Dat zijn tenslotte ook fossiele brandstoffen.”