Binnenland

Mist rond VVD-standpunt moslimscholen blijft

VVD-kamerlid Balemans zou tijdens de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen woensdag klip en klaar het liberale standpunt over de vrijheid van onderwijs uiteenzetten. Zo was het althans door de VVD aangekondigd. Dat doel is echter niet bereikt. Na afloop van het debat zaten de collega’s van Balemans met meer vragen dan ervoor.

6 November 2003 11:02Gewijzigd op 14 November 2020 00:42

„De VVD wil niet tornen aan artikel 23 van de Grondwet. Wij willen geen kruistocht tegen het bijzonder onderwijs.” Met die ferme woorden vatte VVD-fractievoorzitter Van Aartsen afgelopen dinsdag de conclusie van de fractievergadering samen die deels was gewijd aan de ontstane commotie na een interview met zijn collega Cornielje in deze krant. Maar, voegde hij er direct aan toe: De fractie staat inhoudelijk achter hetgeen VVD-kamerlid Hirsi Ali naar voren heeft gebracht over de aanpak van moslimscholen.

Dat is een contradictio in terminis, een tegenstelling in zichzelf, zo concludeerden de christelijke fracties in de Tweede Kamer reeds terecht.

Hoe kan een fractie zeggen dat de vrijheid van onderwijs in stand blijft en tegelijkertijd voorwaarden stellen aan het toelatingsbeleid van een bijzondere school? Iedereen die zich maar even in de materie heeft verdiept, weet dat de kern van de vrijheid van onderwijs uit de vrijheid van richting en inrichting bestaat. Onder de vrijheid van inrichting valt onder meer het recht van het bijzonder onderwijs om eigen leerkrachten te benoemen en een eigen toelatingsbeleid ten aanzien van leerlingen (en hun ouders) te voeren.

De pijlen van de VVD richten zich op dat laatste onderdeel. In de motie die VVD-kamerlid Hirsi Ali begin deze week tijdens het voortgezette debat over het integratiebeleid indiende, staat dat er een onderzoek moet komen naar de mogelijkheid om van alle nieuwe religieuze scholen te eisen dat ze niet alleen zullen bestaan uit kinderen van allochtone afkomst en niet alleen uit autochtone kinderen. VVD-kamerlid Cornielje erkende zaterdag ronduit dat deze eisen inderdaad ingaan tegen de vrijheid van onderwijs.

Wat de VVD-fractie dan wel wil, dat zou VVD-kamerlid Balemans woensdag uiteenzetten, zo werd dinsdag toegezegd. Woensdag waren dan ook alle ogen op de liberaal gericht.

Positief was in elk geval dat de VVD’er woensdag een aanzienlijke beperking aanbracht op de motie die Hirsi Ali had ingediend. Hirsi Ali spreekt over extra voorwaarden voor alle nieuwe religieuze scholen, maar volgens Balemans gaat het alleen om islamitische scholen, en niet de christelijke richtingen in het bijzonder onderwijs.

Maar de aangekondigde verduidelijking op het intern tegenstrijdige VVD-standpunt bleef uit. Balemans zei dat de VVD het probleem wil oplossen „binnen de grenzen van artikel 23.” Toen kreeg hij werkelijk alle fracties over zich heen. CDA, ChristenUnie en SGP betoogden dat dat niet kan. „De motie is flagrant in strijd met de wet”, aldus CDA-kamerlid De Vries. „Je kunt niet het ene zeggen en het andere doen”, aldus SGP-voorman Van der Vlies. „Er blijft veel mist hangen”, zo concludeerde ChristenUnie-kamerlid Slob. Balemans hield echter vast aan zijn eerdere uitlating, maar deed een kleine tegemoetkoming in de richting van de christelijke partijen door te stellen dat het gaat om een onderzoek en dat de eisen die Hirsi Ali wil stellen aan het islamitisch onderwijs niet meer dan voorstellen zijn: „Het gaat om suggesties voor een discussie binnen het totale integratiebeleid.” Met andere woorden: de voorstellen van Hirsi Ali zijn nog lang geen overheidsbeleid.

Vervolgens kreeg Balemans kritiek van de andere zijde. PvdA, D66 en LPF steunen de motie van Hirsi Ali, maar vinden dat de VVD veel te krampachtig omgaat met artikel 23. „Slap”, zo vatte D66-kamerlid Lambrechts het betoog van Balemans samen. Met haar LPF-collega Kraneveldt vindt Lambrechts dat de liberalen gewoon moeten erkennen dat hun voorstellen in strijd zijn met artikel 23. Volgens de beide politici is dat helemaal niet erg.

Ook in hun richting maakte de VVD’er een buiging: „Ik zou het niet wenselijk vinden om nu op voorhand te zeggen dat, gelet op artikel 23, bepaalde zaken niet besproken mogen worden. In de motie staat dat het denken en debatteren over dit onderwerp niet stopgezet mag worden.”

En zo lijkt, naar analogie van hetgeen een cabaretier eens heeft gezegd over de koers van de KVP in de jaren zeventig, het beleid van de VVD op het opstaan op een vroege wintermorgen: een keer naar rechts draaien en een keer naar links draaien en er toch niet uit kunnen komen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer