Verbranden doeken Kunsthal „eeuwig zonde”
ROTTERDAM (ANP). Het is „eeuwig zonde” dat de zeven meesterwerken die uit de Rotterdamse Kunsthal waren gestolen, zijn verbrand. Dat heeft de Rotterdamse familie Cordia, eigenaar van de schilderijen, woensdag laten weten aan NRC Handelsblad. De familie betreurt het ,,dat deze kunstwerken er naar alle waarschijnlijkheid niet meer zijn en dus niet voor zowel het publiek als voor ons als familie te aanschouwen zijn. En dit allemaal door de "hebzucht" van een ander.’’
Zes Roemenen zijn aangeklaagd voor de roof. De moeder van de hoofdverdachte zou degene zijn die de doeken heeft verbrand. De leider van het onderzoeksteam van justitie in Roemenië maakte dat dinsdag bekend.
In de kachel van de moeder zijn asresten gevonden met daarin de specifieke pigmenten voor de verfkleuren geel en rood en de restanten van de kopspijkers die zich nog in de doeken bevonden. De moeder hoopte dat haar zoon niet zou kunnen worden gestraft als de schilderijen zouden worden vernietigd.
De zeven schilderijen waren in de nacht van 15 op 16 oktober vorig jaar geroofd uit de Kunsthal. Op bewakingsbeelden was te zien dat twee mensen via een achterdeur het museum binnenslopen. Korte tijd later vertrokken ze met de kostbare schilderijen op hun rug. Het museum kreeg veel kritiek op de beveiliging. In januari werden de eerste verdachten opgepakt.
De gestolen werken waren gemaakt door onder anderen Monet, Matisse, Picasso en Gauguin. De doeken hadden een geschatte waarde van 18 miljoen euro. Ze behoorden tot de zogeheten Tritoncollectie, een vermaarde verzameling van in totaal ongeveer 250 schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken. Die zijn tussen 1860 en 1970 gemaakt door zo’n 170 invloedrijke kunstenaars. De verzameling werd de afgelopen 20 jaar opgebouwd door de Rotterdamse havenbaron Willem Cordia. Hij overleed vorig jaar op 70-jarige leeftijd.
De Kunsthal had officieel nog geen bevestiging van de verbranding, maar sprak dinsdag van „een verlies dat elke kunstliefhebber zal raken. Als het klopt, onderstreept dit de zinloosheid van de daad.”