Het gerechtshof in Amsterdam veroordeelde Maas en De Kroes in 2011 tot voorwaardelijke celstraffen en geldboetes. De rechtbank was, voor wat betreft het voorkennisonderdeel, daarvoor tot vrijspraak gekomen.

Volgens justitie hadden Maas en De Kroes in 2002 en 2003 vals gespeeld met aankooptransacties in aandelen VHS. Maas had een controlerend belang in dat beursfonds. In 2004 kwam de zaak aan het rollen toen Staalbankiers, de huisbank van VHS, bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) melding maakte van onregelmatigheden in de aandelenhandel.

Het Openbaar Ministerie vervolgde Maas na een aangifte van de AFM. Volgens Maas’ advocaat Oscar Hammerstein dwong de AFM zijn cliënt af te treden als bestuursvoorzitter van VHS, het fonds uit de notering te nemen bij de Amsterdamse effectenbeurs en uiteindelijk om zijn controlerend belang in VHS te verkopen. „VHS was destijds de best renderende beleggingsvennootschap van Nederland”, zegt Hammerstein. Nu de beschuldigingen onjuist zijn gebleken, overweegt Maas zijn schade - begroot op 200 miljoen euro - op de AFM te verhalen, aldus de raadsman.

De Hoge Raad verwijst zaken in de regel naar een gerechtshof, maar heeft in dit geval „om praktische redenen” zelf vrijgesproken, waar het gaat om misbruik van voorwetenschap. Een ander deel van de strafzaak tegen Maas (het nalaten van het melden van effectentransacties) heeft de raad terugverwezen naar het Amsterdamse hof, om alleen door dat feit nog een straf te bepalen. De Kroes is van de hele zaak af, omdat het in zijn geval louter ging om misbruik van voorwetenschap.