Binnenland

Tijd geen argument voor niet-melden euthanasie

De hoeveelheid tijd die het invullen van formulieren bij euthanasie met zich meebrengt, mag geen argument zijn om de euthanasie niet te melden bij de regionale toetsingscommissies. „Het is onbegrijpelijk dat artsen dit argument nog steeds gebruiken. Op dit punt is een mentaliteitswijziging in de beroepsgroep nodig.”

Van onze verslaggever
30 October 2003 11:30Gewijzigd op 14 November 2020 00:40

Met deze uitsmijter waste mr. R. de Valk, voorzitter van de regionale toetsingscommissies voor euthanasie, een verpleeghuisarts de oren. Dat gebeurde woensdag tijdens een ’bijspijkercongres’ voor medici over euthanasie.

De arts had klip en klaar aangegeven dat ze een tweetal duidelijke gevallen van euthanasie had gemeld. Twee andere gevallen waarbij ze euthanasie toepaste, meldde ze echter niet, omdat die tot het grijze gebied in de regelgeving behoorden. „Het melden van euthanasie kost artsen heel veel tijd. Als zo’n zaak tot juridische vervolging leidt, kost me dat zeker tien maanden, zo leert ervaring bij medische tuchtcolleges.”

Een van die gevallen betrof een patiënte van achter in de tachtig, helder van geest, die niet meer verder wilde leven. Deze levensmoeheid mag in de huidige regelgeving niet leiden tot euthanasie, zo bepaalde de Hoge Raad in de zaak-Brongersma. Bij euthanasie moet er sprake zijn van „ondraaglijk en uitzichtloos” lichamelijk lijden. De verpleeghuisarts sprak met de vrouw af dat zij zelf niet meer zou eten en drinken. Als dat zou leiden tot ernstig lichamelijk lijden, zou de arts ingrijpen en haar in slaap brengen, geen kunstmatig voedsel en vocht toedienen en haar tijdens die slaap laten overlijden, een vorm van zogeheten terminale of palliatieve sedatie. Dit gebeurde.

„Ik schrik van u, omdat u dit soort onduidelijke gevallen niet meldt als niet aan een van de voorwaarden wordt voldaan”, reageerde prof. mr. B. Myjer, hoofd advocaat-generaal, die zich op het hoogste niveau bezighoudt met vervolging inzake euthanasie. „Dit is zorgelijker dan gedacht.”

Op deze manier wordt de zogeheten terminale sedatie een alternatief voor euthanasie, stelde De Valk. Zij vindt dat artsen hier regels (protocollen) voor moeten vaststellen. Ook verplegenden en verzorgenden moeten dat doen, aldus hoofdinspecteur drs. J. A. van Veen.

Volgens De Valk is de grote angst bij artsen voor vervolging in verband met euthanasie ongegrond. „Ik ben sinds 1998 betrokken bij euthanasie. Slechts een heel laag percentage wordt vervolgd. Dat gebeurde in de zaak-Brongersma en in de zaak-Van O., die een euthanasiegeval niet meldde. Onzorgvuldig handelen hoeft niet te leiden tot vervolging. Slechts een paar van deze zaken leidden tot een gerechtelijk vooronderzoek. Artsen hoeven niet bang te zijn voor vervolging.”

Verpleeghuisarts B. Keizer uit Amsterdam vindt het onbestaanbaar dat artsen (de woorden) ”terminale sedatie” gebruiken om het leven gepland te beëindigen. „Als dat zo gebeurt, moet je het gewoon euthanasie noemen en het melden.” Het gaat daarbij om sedatie waarbij de bedoeling de dood is en het tijdstip van sederen van tevoren wordt vastgesteld. „Dan is sedatie iemand doodmaken.” Een andere verpleeghuisarts: „Als justitie bij palliatieve sedatie over de schouders meekijkt, vergaat mij de lust tot melden.”

Een ander grijs gebied rond euthanasie is levensbeëindiging bij pasgeborenen. Volgens prof. J. H. Zwaveling van het Academisch Ziekenhuis Groningen wordt bij kinderen die worden geboren met een open rug „vaak tot actieve levensbeëindiging overgegaan omdat ze een zwaar leven tegemoet gaan.” Dat geldt ook voor kinderen met hersenbeschadigingen die een vegetatief leven als vooruitzicht hebben.

Een ander discussiepunt woensdag was euthanasie bij dementerenden, een nieuw actiepunt van de euthanasielobby. Formeel is dit lastig, want (zwaar) dementerenden zijn wilsonbekwaam, en op wilsonbekwamen kan geen euthanasie wordt toegepast. In de huidige terminologie kan dat alleen wanneer de patiënt zelf bij het volle verstand een arts vraagt het leven te beëindigen.

Toch neemt de wens naar euthanasie bij dementie toe. Volgens directeur drs. R. Jonquière van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, zoals de NVVE inmiddels heet, lopen zeker 90.000 van zijn leden rond met verklaringen dat zij euthanasie willen wanneer zij in een bepaald stadium van dementie raken. Jaarlijks zijn er echter slechts vier bekende gevallen van levensbeëindiging bij dementerenden. „Er is dus nog een heel stuk te gaan.”

Afgelopen vrijdag werd bekend dat bijna 60 procent van de Nederlanders het leven „niet langer de moeite waard” vindt als ze door dementie niet meer voor zichzelf kunnen zorgen.

Verpleeghuisarts Keizer zei ronduit: „Ik zal nooit dementerenden doden.” Anderzijds is zijn „rustige afwijzing” van levensbeëindiging bij dementerenden aan het slijten.

De -woensdag aanwezige- oud-minister Borst zei een aantal jaren geleden dat zij het haar kinderen niet wilde aandoen dat ze haar dement zouden zien. „Moet ik voor mijn kinderen beslissen dat ze mijn dementie niet mogen aanzien?” zo wierp dagvoorzitter prof. mr. E. Ph. R. Sutorius als vraag op.

Een andere vraag die hij opperde: „Moeten we niet bang zijn dat dementie heel lang duurt en veel geld kost? Euthanasie is dan een goedkope oplossing. Daardoor wordt het gevoel van veiligheid minder.” Dat is niet nodig, suste Jonquière van de NVVE. „De vraag naar euthanasie stabiliseerde in de periode 1995 tot nu, terwijl de bezuiniging op de zorg de laatste tien jaar inzette.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer