COC-voorzitter Tanja Ineke strijdt voor sociale acceptatie homo
Ze is vriendelijk, voorkomend, maar ook strijdlustig, vasthoudend. Tanja Ineke, voorzitter van het COC, zet zich met hart en ziel in voor homo’s. In haar visie: mensen die nog steeds onrecht lijden. „Ik vind het liefdeloos dat iemand vanwege zijn seksuele geaardheid wordt geweigerd aan het avondmaal.”
Ze windt er geen doekjes om: het woord homolobbyclub bevalt haar niet. „Het COC is een belangenorganisatie.” Een tikje triomfantelijk: „Wel een succesvolle. We hebben goede contacten met ministeries, maar ook met scholen en instellingen voor ouderenzorg. We investeren daar bewust in. Met bevlogenheid. We zitten boven op het onderwerp. Vaak reageren we als eerste op een rapport over homoseksualiteit. Nederland is koploper op het gebied van de emancipatie van lhbt’s. Daar zijn we trots op. Ik gebruik bij voorkeur het woord lhbt’s. Dat staat voor: lesbo’s, homo’s, biseksuelen en transgenders. Homo is een scheldwoord geworden, het meest gebruikte op scholen in Nederland.”
U bent lesbisch. Hoe reageerde uw omgeving toen u dat voor het eerst vertelde?
„Ik was negentien. Mijn ouders reageerden niet enthousiast. Ze waren bang dat ik door mijn seksuele geaardheid mijn plek in de samenleving niet zou kunnen vinden. Ze vroegen zich bezorgd af of ik me wel veilig zou voelen. En ze vonden het jammer dat er geen kleinkinderen zouden komen. Toen ik vorig jaar voorzitter van het COC werd, moest mijn moeder, mijn vader leeft niet meer, daar opnieuw aan wennen. Vooral vanwege de publieke rol die ik nu heb. Inmiddels voelt ze zich er niet ongemakkelijk meer bij. De pleegkinderen die mijn vrouw Marianne en ik hebben, zijn er zelfs trots op dat ik COC-voorzitter ben.”
Mist u in de opvoeding van uw pleegkinderen wel eens een man?
„Marianne en ik doen ons best om de kinderen te bieden wat ze nodig hebben. Wat we ze niet kunnen geven, vullen we aan vanuit onze vriendenkring, waar ook mannen toe behoren. Als ouders vragen we ons niet af: Wat hebben onze kinderen nodig van een vader en wat van een moeder? We denken vanuit eigenschappen. Daarin proberen we elkaar zo veel mogelijk aan te vullen. De rol van mijn vrouw in de opvoeding van de kinderen is groter dan de mijne. Marianne heeft een kantoor aan huis als loopbaanbegeleider en is kunstenaar. Ze is dus meer thuis dan ik.”
Wie is Tanja Ineke?
„Ik ben een mensenmens: hard op resultaten, zacht op relaties. Ik ben strijdlustig, kan onverzettelijk zijn, maar gebruik ook de stille diplomatie om mijn doel te bereiken. Mijn kracht ligt in het verbinden en enthousiasmeren van mensen. Ik weet door mijn passie anderen mee te krijgen. Ik heb bewust gekozen voor een baan in de publieke sector: bij het UWV. Ik heb bij een bank gewerkt, maar vond geen bevrediging in het maken van winst. Ik ben niet gelovig opgevoed, maar heb wel interesse in religie en religieuze zaken.”
U bent ruim een halfjaar COC-voorzitter. Wat drijft u in deze functie?
„De rode draad in mijn leven is dat ik graag iets beteken voor mensen die het minder hebben dan ik. Ik kom zelf uit een warm, stabiel, fijn gezin, maar dat geldt niet voor iedereen. Om die reden hebben Marianne en ik gekozen voor pleegkinderen die thuis warmte en veiligheid misten. Als voorzitter van het COC kan ik me met hart en ziel inzetten voor de emancipatie van mensen die nog steeds veel onrecht lijden: lhbt’s. Ik droom van een wereld waarin iedereen geniet van de verschillen tussen mensen, ook verschillen in seksuele geaardheid.”
Het COC heeft al veel bereikt. Is uw organisatie nog nodig?
„Nou en of. Het COC heeft zich afgelopen jaren vooral ingezet voor de gelijke berechtiging van lhbt’s en hetero’s. Dat is grotendeels gelukt. Ook homo’s en lesbo’s kunnen in ons land trouwen en kinderen krijgen. Maar de sociale acceptatie van homoseksualiteit is een ander verhaal. Daar valt nog veel aan te verbeteren. Uit onderzoek van het SCP blijkt dat de helft van de Nederlanders het aanstootgevend vindt als een homostel in het openbaar zoent. Bij een heterostel is dat slechts een tiende. Zeven op de tien lhbt’ers krijgen te maken met lichamelijk of verbaal geweld. Homojongeren zijn op school vaak niet veilig, het klimaat in de sportwereld is homo-onvriendelijk, en zo kan ik doorgaan. Het COC blijft keihard nodig.”
Kunt u zich de aversie tegen zoenende homo’s op straat voorstellen?
„Die komt voort uit onbekendheid. Als mensen vaker mannen of vrouwen hand in hand op straat zien lopen en zoenen, gaan ze het vanzelf gewoon vinden. Als die aardige buurvrouw ineens lesbisch blijkt te zijn, verandert het standaardbeeld dat mensen van lhbt’s hebben. Daarom vind ik dat homo’s en lesbo’s zichzelf zichtbaarder moeten maken. Ik stimuleer dat op mijn werk bij het UWV, onder andere door een roze netwerk op te richten. Managers hebben daarin een voorbeeldfunctie.”
Wanneer bent u tevreden?
„Als de gelijkberechtiging is voltooid en de sociale acceptatie sterk is verbeterd. Concreet: als elk homostel hand in hand over straat kan gaan zonder zich ongemakkelijk te voelen. Om dat te stimuleren, hebben we evenementen zoals de jaarlijkse roze zaterdag. De eerste keer dat ik die dag meemaakte, vond ik dat heel bijzonder. Het voelde als een warm bad dat ik in het openbaar mezelf kon zijn. Van mij mag het elke dag roze zaterdag zijn. Zo ver zijn we nog lang niet. Nieuwe groepen in de samenleving, denk aan moslims, hebben moeite met homoseksualiteit. Maar ook vanuit orthodox-christelijke kring klinkt weerstand. Nog steeds. Overigens was mijn eerste officiële afspraak als voorzitter van het COC een gesprek met de christelijke homo-organisatie LKP.”
In reformatorische kring wordt, op grond van de Bijbel, homoseksualiteit afgewezen, niet de mens met deze geaardheid. „Ik hoor te veel schrijnende verhalen uit deze kring. Ik denk aan het lesbische meisje van 21 dat uit de kast wil komen, maar niet durft omdat ze bang is het contact met haar ouders en familie te verliezen. Of aan de man die vanwege zijn homoseksuele geaardheid wordt geweigerd aan het avondmaal. Dat vind ik liefdeloos. Als ik zulke dingen hoor, dan word ik strijdlustig en denk ik: Dáár gaan we wat aan doen!”
Het is de toon die de muziek maakt. Het COC staat in reformatorische kring bekend als drammerig.
„Ik vind het COC een genuanceerde organisatie. We vertegenwoordigen een grote achterban; 6 procent van de Nederlandse bevolking is homoseksueel. Dat zijn 1 miljoen mensen. Ze zijn allemaal verschillend, het COC probeert ze te binden en daarbij steeds de juiste toon te vinden.”
Die toon was bij het verschijnen van de reformatorische lesmethode ”Wonderlijk gemaakt” snoeihard vanwege één zin.
„Het ging om de zin dat homoseksuele gevoelens bij veel jongeren in de puberteit gelukkig weer overgaan. Ik vind dat niet liefdevol. Net zomin als de opvatting dat een knuffel of zoen van je partner voor homo’s niet is weggelegd. Zelfmoordgedachten komen onder homojongeren vijf keer zo veel voor als onder heterojongeren. Dat is de werkelijkheid. Verschrikkelijk toch? Daar gaan we als COC het gesprek over aan. Of we daarbij altijd de juiste toon treffen? Dat durf ik niet te zeggen. Je kunt christenen ook niet allemaal over één kam scheren. Je moet je benadering aanpassen bij de doelgroep. Het COC vindt echter dat iedereen uit eigen overtuiging moet kunnen kiezen hoe hij of zij met homoseksualiteit omgaat, en niet onder groepsdruk.”
Is het COC net zo integer met het onderwerp bezig als de reformatorische scholen?
„Ik zeg ja. Maar ook op reformatorische scholen is 6 procent van de jongeren homoseksueel. Dan is het heel onplezierig dat het oordeel over je geaardheid als het zwaard van Damocles boven je hoofd hangt als je overweegt uit de kast te komen.”
Het COC is nauw betrokken bij de jaarlijkse Gay Pride, waar boten in meevaren met schaars geklede, dansende mensen.
„Het is niet eerlijk om dit evenement daaraan op te hangen. Er varen ook boten mee met roze ouderen, militairen, religieuze lhbt’s en zelfs een boot van de regering. Het COC staat voor de volle breedte van de homoachterban.”
Hoe wilt u straks herinnerd worden als COC-voorzitter?
„Als iemand met oog voor de worstelende mens en als iemand die voor concrete verbeteringen heeft gezorgd.”
COC-voorzitter: Elke dag roze zaterdag
Tanja Ineke (1961) groeide, samen met twee broers, op in een niet-kerkelijk gezin. Ze studeerde bestuurskunde aan de Open Universiteit Nederland en werkt als directeur bestuurszaken bij het UWV in Amsterdam. Ze was voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Pleeggezinnen en zit in de raad van toezicht van de Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind.
Sinds eind vorig jaar is Ineke voorzitter van de homobelangenorganisatie COC (8000 leden). Ze is getrouwd met Marianne, met wie ze 22 jaar samen is. Het lesbische stel heeft twee pleegdochters van 23 en 16, van wie de oudste het huis uit is. Hun pleegzoon van 18 komt „nog regelmatig aanwaaien.”
Ineke woont in Amsterdam-Osdorp en was in het verleden politiek actief voor GroenLinks. Ze ontdekte op haar 18e dat ze lesbisch is en las het boek ”Twee vrouwen” van Harry Mulisch. „Ik dacht: Aha, nu snap ik hoe ik in elkaar steek. Ik vond het een mooie ontdekking, omdat ik het gevoel had dat alles op z’n plaats viel. Daarvoor was ik niet zo met liefde en seksualiteit bezig, al had ik me wel gerealiseerd dat mannen me niet zoveel deden”, zei ze vorig jaar in een interview met dagblad Trouw.
De COC-voorzitter strijdt ervoor dat het ”roze stembusakkoord” wordt uitgevoerd. Dit houdt in dat de enkelefeitconstructie uit de Algemene wet gelijke behandeling verdwijnt, er geen ruimte meer is voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren en scholen verplicht worden voorlichting over homoseksualiteit te geven.
Ineke wil dat 200 zorginstellingen voor ouderen het homovriendelijk keurmerk krijgen. Nu zijn dat er negentig. Alle middelbare scholen moeten een Gay-Straight Alliance krijgen om homoseksualiteit bespreekbaar te maken. Ook wil de COC-voorzitter meer aandacht voor transgenders: mensen die ervaren dat ze niet tot het geslacht behoren dan ze bij hun geboorte meekregen. Ze pleit voor een betere juridische bescherming van het meervoudig ouderschap: een kind met meer dan twee volwassenen als ouders.
Als COC-voorzitter liet ze inmiddels een paar keer stevig van zich horen. Uitspraken van de paus over homoseksualiteit noemt ze „liefdeloos.” Toen president Poetin in Nederland was, riep ze op hem „een hete lentedag” te bezorgen vanwege de „schandalige antihomowet” in Rusland. Tijdens haar nieuwjaarstoespraak voor het COC zei ze: „Blijf hand in hand lopen met je vriend en geef je vriendin in het openbaar een zoen als je daar zin in hebt.”
Uitgelicht
Kerk en staat moeten gescheiden zijn.
„In principe mee eens. Het is goed dat kerk en staat hun eigen zaken regelen en zich in beginsel niet met elkaar bemoeien of elkaar de regels voorschrijven. Dat is een van de redenen waarom het COC wil dat de regering niet meer toestaat dat ambtenaren van de burgerlijke stand weigeren om paren van gelijk geslacht te trouwen. Ik vind het verdrietig dat veel kerkgenootschappen geen verbintenissen willen inzegenen tussen paren van gelijk geslacht, maar weet dat dit uiteindelijk de keuze is van die kerkgenootschappen. Dat ligt anders bij het burgerlijk huwelijk. Mensen moeten kunnen rekenen op een neutrale overheid die geen onderscheid maakt op grond van seksuele voorkeur. Ook al kunnen homostellen in elke gemeente trouwen, dan nog vind ik dat een overheidsdienaar geen huwelijk mag weigeren aan een lesbisch of homoseksueel paar, net zo min als aan een orthodox-christelijk paar of een stel met een andere huidskleur. De scheiding van kerk en staat betekent overigens niet dat die twee met de rug naar elkaar toe staan. Ik pleit voor de dialoog.”
De vrijheid van onderwijs moeten we ongemoeid laten.
„Niet zonder meer. Naast de vrijheid van onderwijs staat in artikel 1 van onze Grondwet het discriminatieverbod, ook wel ”de vlag op de Grondwet” genoemd. De vrijheid van onderwijs, maar ook de godsdienstvrijheid, wordt begrensd door dat discriminatieverbod. Soms schuurt het langs die grens. Als een publiek gefinancierde onderwijsinstelling op orthodox-christelijke grondslag de non-discriminatiewetgeving overtreedt, vind ik dat de overheid zo’n school daarop moet aanspreken. Het discriminatieverbod moet zwaarder wegen dan de vrijheid van onderwijs en van godsdienst. Daarom pleit het COC, net als de Raad van Europa en het College voor de Rechten van de Mens, voor afschaffing van de enkelefeitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling. Die bepaling zet homoseksuele leerlingen en docenten in het bijzonder onderwijs die uit de kast willen komen, met het zwaard van de wet in de hand buiten spel. Volgens mij past het christenen om over dit soort kwesties met hun medemens in gesprek te gaan.”
Wat heeft u met orthodoxe christenen?
„Ik sta open en liefdevol tegenover alle mensen. Als COC-voorzitter ben ik er ook voor lesbo’s, homo’s, biseksuelen en transgenders in orthodox-christelijke kring. Wat ik met de Bijbel heb? Sommige dingen eruit spreken me aan. Zoals het gebod: Heb uw naaste lief. Daar probeer ik naar te leven; ik zeg dat niet lichtvaardig. Deze krant schrijft veel over homoseksualiteit. Gelukkig vaak objectief. Ik wil de lezers het advies geven: Ga liefdevol met lhbt’s om. Praat er over, maar praat nog liever mét ze.”