Ds. Jan Eerbeek: dominee achter de tralies
Op de linkerrevers van zijn colbert draagt ds. Jan Eerbeek de koninklijke onderscheiding die hij ontving bij het 25-jarig bestaan van de Stichting Exodus. In de rechterzak zitten de tinnen engeltjes die hij liet maken door een kunstenaar in Schoonloo. Hij gaf er duizenden van weg. „Een engel is een boodschapper die zegt dat er in de wereld van God voor ieder mens toekomst is.”
Nog een paar dagen en de vrijwillige detentie van ds. Jan Eerbeek zit erop. Bijna twintig jaar werkte hij achter de tralies. Daarna gaf hij vijftien jaar leiding aan het justitiepastoraat. Altijd stemmig gekleed, ook als hij langs de bajessen trok. Een heer, die zijn bedachtzame spreken ondersteunt met brede gebaren.
Hoe voelt het om afscheid te nemen van de gevangeniswereld?
„Ik weet dat het gaat gebeuren, maar kan me er nog weinig bij voorstellen. Tot maandag ben ik volop aan het werk. Naast mijn gewone taken heb ik de afgelopen tijd al mijn predikanten bezocht.”
De klap komt straks.
„Dat denk ik niet. Ik voel me een gezegend mens. Bijna 34 jaar heb ik vanuit mijn ambt mogen werken in een wereld waarin het Evangelie zozeer van betekenis is.”
Kreeg u de compassie voor kansarmen van huis uit mee?
„Dat kun je wel zeggen. We woonden in een flatje in Moerwijk, een wijk in opbouw aan de rand van Den Haag. Ik ben enig kind, maar het was bij ons thuis altijd een drukte. Mijn ouders toonden vooral zorg en aandacht voor mensen die het moeilijk hadden. Ik ben hun diep dankbaar voor het geloof dat ze me hebben meegegeven en de sociale instelling die ze hebben voorgeleefd.”
U was 24 toen uw vader totaal onverwacht stierf. Wat deed dat met u?
„Ik had mijn ouders aan het eind van de avond opgehaald bij hartsvrienden. Ze waren net naar de slaapkamer gegaan toen mijn moeder me kwam roepen. „Papa wordt niet goed.” Toen ik bij hem kwam, was hij al overleden. In die tijd was ik voor een tentamen dogmatiek Berkouwers boek ”De wederkomst van Christus” aan het lezen. Daarin gaat het over de eeuwigheid. Dat onderwerp werd voor mij ineens realiteit. Mijn vader was de doodsgrens gepasseerd. Ik herinner me vooral de vrede op zijn gezicht. Hij was thuisgekomen.”
Aanvankelijk wilde u arts worden. Waarom werd het predikant?
„Ik wilde er zijn voor mensen. Dat kon voor mijn gevoel het best als arts. Tijdens mijn opleiding aan de hbs versprong het idee. Ik raakte geïnteresseerd in kerk, politiek en literatuur. Die zijn gemakkelijker met het predikantschap te verbinden.”
De gerichtheid op mensen was in uw keuze sterker dan de gerichtheid op God?
„Ik was geboeid geraakt door de beweging van de evangelische radicaliteit: de overtuiging dat het Evangelie belangrijke consequenties heeft voor de samenleving. We wilden de wereld bewoonbaarder maken. Kort nadat ik in de gevangenis kwam te werken, ben ik in een kelder onder de flat tegenover mijn ouderlijk huis het werk van Exodus gestart. Om kansen te creëren voor mensen die vrijkomen.
Die aandacht voor maatschappelijk herstel is een centrale lijn in mijn leven gebleven, maar daarnaast ben ik steeds meer de persoonlijke dimensie van het geloof gaan ontdekken. Als beginnend gevangenispredikant in Den Bosch ontmoette ik een gedetineerde die ervan werd verdacht dat hij zijn vrouw om het leven had gebracht. In de gesprekken die we hadden, kwam ik steeds dichter bij mezelf terecht. Het was een man als ikzelf. Voor het oog een doorsneeambtenaar. Als dat de werkelijkheid van het leven is, wat is dan de grond waarop je kunt staan? Op catechisatie had ik geleerd dat we het moeten hebben van genade, in de gevangenis is dat voor mij een innerlijke werkelijkheid geworden. Het kruis heeft een verticale en een horizontale lijn, die twee horen bij elkaar.”
Wie was voor u een voorbeeldfiguur?
„In mijn studietijd dominee Buskes. Hij plaatste het Woord van God in de actualiteit en wist de dingen markant te verwoorden. Toen een predikant beweerde dat de opstanding van Jezus nooit werkelijk heeft plaatsgevonden, zei Buskes: Die dominee sprak als ambtenaar van de burgerlijke stand, niet als dienaar van het goddelijke Woord.”
Voor u stond de opstanding nooit ter discussie?
„Er waren best momenten van twijfel, maar ten diepste is de opstanding altijd het hart van mijn geloof geweest. In de gevangeniskerk werd dat alleen maar sterker. Daar komen alle grote thema’s van de christelijke theologie aan de orde: de diepte van de schuld, de gebrokenheid van het bestaan… Ik heb het volgehouden door de overtuiging dat we niet aan onszelf zijn overgeleverd. Het geloof in de opstanding opent van God uit perspectief op de toekomst. Nu zien wij nog door een spiegel in raadselen, zegt Paulus, doch straks van aangezicht tot aangezicht. De toekomst is geen eindeloze leegte, zoals in de evolutionistische levensbeschouwing, waarin de voleinding ontbreekt. De christelijke toekomst heeft een gezicht.”
Waarom koos u voor het gevangenispredikantschap?
„Ik kende een vrijwilligster van de gevangeniskerk in Scheveningen. Door haar raakte ik geïnteresseerd in het gevangenispastoraat en vroeg ik een gesprek aan met gevangenispredikant Joop Spoor. Die vertelde me dat er een vacature was. Drie weken later begon ik in Den Bosch, terwijl ik mijn studie nog moest afronden.”
Hoe confronterend waren de verhalen van mensen die een heel andere jeugd hadden dan u?
„Zeer confronterend. Ik waardeer het positief dat in het Nederlandse strafrecht het verleden van mensen een rol speelt bij het vaststellen van de strafmaat en dat de Dienst Justitiële Inrichtingen veel energie steekt in een goede terugkeer naar de samenleving. Tegelijk heb ik altijd oog gehad voor de slachtoffers. Die zijn vaak blijvend getekend door het delict. Staatssecretaris Teeven vraagt terecht meer aandacht voor deze groep. Er is geen enkele reden om romantisch te doen over criminaliteit. Het is verschrikkelijk wat mensen elkaar aandoen.”
We zijn geneigd tot alle kwaad, zegt de oude Heidelbergse Catechismus.
„Nou ja,… kijk…, ik aarzel om daar meteen ja op te zeggen. Daarmee ontneem je mensen hun verantwoordelijkheid. Ik heb gezien dat de macht van het kwaad heel groot is, maar ook dat mensen in staat zijn voor het goede te kiezen. Vanuit die overtuiging ben ik in 1981 met het werk van Exodus begonnen. De ex-gedetineerden die daar een zwaar programma doorlopen, werken gemotiveerd aan een nieuwe toekomst. De formulering ”geneigd tot alle kwaad” kan ik plaatsen in een theologisch-dogmatisch concept, maar is me in de praktijk van het leven te massief. Het ontroert mij als ik zie met hoeveel enthousiasme jongens van het Exodushuis in Leiden zich inzetten voor kinderen in een Afrikaanse gevangenis.”
Wat heeft het leven achter de tralies u persoonlijk geleerd?
„Dat het geloof in God een realiteit is. De wetenschap dat Hij mij draagt, geeft mij persoonlijk kracht en is ook in mijn pastorale omgang met mensen van betekenis. Veelzeggend voor het pastoraat is de geschiedenis van de mannen die een verlamde vriend bij Jezus brengen. Als het niet door de deur kan, doen ze het via het dak. Pastoraat is openingen maken in gesloten levens, waardoor het licht van God binnen kan vallen. Ik heb veel gedaan op politiek gebied, maar weet me in de eerste plaats ambtsdrager van de Heer. Ook in de gevangenis ben ik me altijd dominee blijven voelen.”
En geen opgeklommen sociaal werker.
„Precies! Ik ben dienaar van God en van daaruit dienaar van mensen.”
Vanwaar uw inzet op politiek gebied?
„Als pastor moet je op de vierkante millimeter van het persoonlijke werken en op de vierkante kilometer van het maatschappelijke. Met dat wat ik in persoonlijke contacten aan knelpunten ontmoette, ging ik in het politiek-maatschappelijk circuit aan de slag. De combinatie van predikant en politicus is voor mij vanzelfsprekend.”
Wat brengt u ertoe om tinnen engeltjes aan mensen te geven?
„Een engel is een boodschapper die zegt dat er in de wereld van God voor ieder mens toekomst is. Hij kondigt de geboorte van de Heelmaker van alle gebrokenheid aan. Soms wil ik dat voor anderen zichtbaar maken, soms heb ik het zelf nodig. Ik heb er al duizenden weggegeven, aan alle mogelijke mensen. Binnen en buiten de gevangenis.”
Bleef u contact houden met ontslagen gedetineerden?
„Vaak wel, al varieerde de frequentie van de contacten. Het pastoraat heb ik altijd als de kern van mijn werk gezien. Ik heb ook veel gesproken op begrafenissen van mensen van buiten de kerk. Daar zeg ik in principe alles voor af.”
Veel ontslagen gedetineerden zag u na verloop van tijd weer terug in de bajes. Overheerste dan de verrassing om het weerzien of de teleurstelling over de terugval?
„Het laatste, hoewel ik dat natuurlijk niet liet blijken. Het hoge aantal recidivisten heeft mij altijd de drive gegeven om te werken aan het ombuigen van die negatieve spiraal, zowel door de projecten van Exodus als via de politiek. Ik vond het diep verdrietig wanneer mensen die oprecht van plan waren hun leven te beteren, toch weer de fout in gingen. Juist dan hebben ze een dominee nodig, die namens God in hen blijft geloven. Praten over schuld is alleen mogelijk als mensen zich ondanks alles aanvaard weten.”
Wat betekent het voor u dat Exodus is uitgegroeid tot een klinkende naam in de wereld van de reclassering?
„Exodus laat zien wat er mogelijk is als je de handen ineenslaat. Vooral de steun van de samenleving en de kerken geeft me een diepe voldoening.”
Welke ervaring in al die jaren is u het meest bijgebleven?
„Laat ik er een noemen die nog heel dicht op mijn huid zit. Een paar weken geleden was ik uitgenodigd bij Exodus Den Haag, om op een zogenaamde vip-dag voor ex- gedetineerden en familieleden een toespraak te houden over de betekenis van relaties. Ik had voor de bewoners een symbooltje meegenomen: twee handjes die elkaar omklemmen. Die moesten ze aan hun ”very important person” geven, iemand die hen niet had laten vallen. Na afloop kwam een vrouwelijke bewoner naar me toe. Of ze er nog een zou mogen, om op het graf van haar moeder te leggen. Dat voorbeeld staat voor heel veel ontroerende momenten die ik heb meegemaakt.”
Maandag wordt uw jongste boek gepresenteerd. Had u de behoefte om aan het eind van uw loopbaan alles van u af te schrijven?
„Nee, ik had behoefte om mensen te laten weten dat we in het licht van het Evangelie altijd door de bril van de hoop naar onszelf en naar de wereld mogen kijken. En om te laten zien wat het pastoraat aan hoopgevends te bieden heeft. Onder meer het gebed. Als je bidt, ga je in het licht van God staan. Dat is een beweging die perspectief kan geven.”
Levensloop ds. Jan Eerbeek
Ds. Jan Eerbeek (1947) werkte van 1979 tot 1998 als gevangenispredikant, onder meer in Scheveningen. Sinds 1998 geeft hij als hoofdpredikant van het protestants justitiepastoraat leiding aan de ruim vijftig gevangenispredikanten in justitiële inrichtingen. Zowel plaatselijk als landelijk was hij politiek actief binnen het CDA. Maandag neemt hij afscheid tijdens een festival in de City Life Church in Den Haag. Dan zal ook zijn boek ”Gaan in het licht van de hoop” worden gepresenteerd. Eerbeek kreeg vooral bekendheid als oprichter van de Stichting Exodus, een organisatie die zich inzet voor de resocialisatie van ex-gedetineerden.