De Marokkaan Arbib werd doodgeschoten in een eethuis op het Mercatorplein in Amsterdam-West. Hij zou de agent met een mes hebben bedreigd. Zijn dood leidde tot grote commotie binnen de Marokkaanse gemeenschap.

Volgens De Wit heeft het onderzoek naar de toedracht door de rijksrecherche duidelijk gemaakt dat de agent geen tijd had om zich met een ander geweldsmiddel te verdedigen. Er was sprake van een „acuut levensbedreigende situatie.” De agent riep Arbib nog toe dat hij het mes moest laten vallen. Toen die dat niet deed, loste de agent het dodelijke schot.

Het incident deed zich voor na een ruzie tussen Arbib en vier mannen over zijn vriendin. Toen twee agenten arriveerden in het (afhaal)restaurant was Arbib daar niet aanwezig. Op zeker moment kwam hij met een mes in de hand het restaurant binnen en liep met hoge snelheid op de agent af.

Volgens De Wit had de agent twee tot drie seconden de tijd om te reageren voordat Arbib bij hem was. De politieman kon zelf niet wegkomen, omdat hij ingeklemd stond. De rijksrecherche heeft geconcludeerd dat de agent door de zeer dreigende situatie geen mogelijkheid had zijn wapen gericht te gebruiken. Sectie heeft uitgewezen dat het schot de linkerlong en de linkerlongslagader van het slachtoffer heeft doorboord.

De familie van Arbib gaat toch tegen de beslissing van het OM in beroep. Advocaat M. Kaouass spant een zogeheten artikel-12-procedure aan bij het gerechtshof om af te dwingen dat het OM toch tot vervolging van de agent overgaat. „Wij hadden om participatie in het onderzoek gevraagd en ook om een onafhankelijk orgaan dat dat zou uitvoeren”, aldus Kaouass. Dat had volgens hem een ander parket kunnen zijn dan Amsterdam, maar ook een rechtbank. Nu heeft een Amsterdamse officier van justitie het onderzoek geleid.