SGP worstelt met constructieve houding tegenover kabinet
Terwijl het CDA opzichtig de oppositiemodus heeft ingeschakeld, worstelen de kleine christelijke fracties met hun houding tegenover het kabinet. Over „dubbele gevoelens”, dreigementen en de last van een gouvernementele traditie.
Het was ze bij de SGP al eerder opgevallen. De regeringsauto waarin fractieleider Van der Staaij tijdens Rutte I nog fier plaatsnam op de achterbank, stuift onder Rutte II „vol gas” (in de woorden van de VVD-leider) af op júíst de immateriële beleidsagenda die omwille van de SGP tot voor kort nog als no-go-area werd beschouwd.
Van de vijf punten op het lijstje dat beroemd werd omdat het er nooit was, staan er inmiddels vier op het punt van omvallen. Rond abortus en euthanasie nam het kabinet nog geen extra stappen, maar bij thema’s als de koopzondag, de gewetensbezwaarde trouwambtenaar, de mogelijkheid voor christelijke scholen om homoseksuele docenten te weren en het verbod op godslastering staat de verdedigingslinie inmiddels op knappen.
Bij de SGP, die in ruil voor gedoogsteun aan VVD, CDA en PVV deze ”immaterialia” tijdelijk wist veilig te stellen, neemt de onrust zienderogen toe nu de dossiers langzaam maar zeker hun weg door het parlement vinden (zie hieronder). En ook bij de ChristenUnie leidt dit tot „dubbele gevoelens”, bekent partijleider Slob. Tegelijkertijd wordt er immers van beide partijen een open houding gevraagd, of het nu is om mee te denken met het kabinet over aanvullende bezuinigingen voor 2014, of om steun te bieden aan het onlangs gesloten sociaal en zorgakkoord.
En dát wringt, zeker bij de mannenbroeders. Was het vorige maand Van der Staaij die in de Kamer aangaf grote moeite te hebben met een kabinet dat op „materiële thema’s wél de polder zoekt, maar rond immateriële zaken polariseert”, vorige week ging Kamerlid Dijkgraaf daar nog eens dunnetjes overheen.
„Ik stel vast dat hier een oplossing voor moet komen. Anders gaat het echt een keer mis”, benadrukte de SGP’er, na uiteen te hebben gezet hoe het wrijft wanneer er „enerzijds een beroep op je wordt gedaan om steun”, terwijl er tegelijk „ofwel van het kabinet, ofwel van de Kamer allerlei initiatieven komen die contrair zijn aan je diepste overtuigingen.”
Een „winstwaarschuwing”, noemen ze de dreigende woorden bij de SGP. Doel ervan is het kabinet alvast duidelijk te maken dat het niet zonder meer kan rekenen op steun van de staatkundig gereformeerden voor wetsvoorstellen die door de Eerste Kamer moeten worden geloodst.
Dergelijke dreigende taal is weliswaar zeldzaam in de 95-jarige geschiedenis van de partij, een unicum is het nog net niet. Ook tijdens het tweede paarse kabinet (1998-2002) worstelden de staatkundig gereformeerden met de houding die ze moesten innemen tegenover de regering.
Nadat Kok II in de eerste week van het zomerreces van 1999 maar liefst vijf voornemens aankondigde ter versoepeling van het abortus- en euthanasiebeleid, „knapte” er iets bij toenmalig fractieleider Van der Vlies en SGP-voorlichter Menno de Bruyne. Op de opiniepagina van deze krant spraken zij van een „paarse ‘oorlogsverklaring’ aan christelijk Nederland” en vroegen zij zich –haast retorisch– af of de SGP haar „kritisch-opbouwende” houding niet moest inruilen voor een flinke portie oppositie. In dagblad Trouw liet de partij zelfs optekenen dat het niet onmogelijk was dat de SGP „in bepaalde gevallen vóór zal zijn, maar tegen zal stemmen, louter en alleen om het kabinet te laten vallen.”
Zó bont zou de vanouds zo gouvernementele fractie het uiteindelijk niet maken. Nadat de partij zich in haar eerste fractievergadering na het reces „diepgaand” had bezonnen op haar optreden, liet Van der Vlies weten „nooit tegen te zullen zijn om tegen te zijn.” Slechts op inhoudelijke gronden zou de partij het kabinet wellicht haar steun onthouden. „Wanneer een minister dus op de wip zit en er geen inhoudelijke redenen zijn hem te steunen, zullen we niet meer de hand over ons hart strijken”, verduidelijkte Van der Vlies.
Anderhalf jaar later zou de SGP dat dreigement omzetten in daden, toen de partij minister Borst (Volksgezondheid) ‘beloonde’ met een motie van afkeuring, de eerste in de partijhistorie, voor haar als blasfemisch ervaren uitspraak „Het is volbracht”; woorden die de bewindsvrouw bezigde vlak na het aannemen van de euthanasiewet door de Senaat, en nota bene op Stille Zaterdag.
Veertien jaar na dato worstelt de partij opnieuw met de vraag of ze haar constructieve, op steun gerichte houding niet moet laten varen. De dreigementen die de partij nú uit, zijn in feite krachtiger dan die van 1999. Immers, anders dan toen, kan het kabinet, gezien zijn minderheidspositie in de Senaat, de steun van de staatkundig gereformeerde mannenbroeders best goed gebruiken.
Toch zal het voor Van der Staaij, Dijkgraaf, Bisschop en Holdijk moeilijk worden om, eventueel samen met CU en CDA, op de meest gevoelige en principiële terreinen iets te bereiken. En wel om drie redenen.
1. Wisselende contacten
Hoewel Rutte II evenals Rutte I in de Senaat geen meerderheid heeft, is de positie van de SGP beduidend minder robuust dan in 2010. Was destijds eigenlijk geen enkele andere oppositiepartij bereid een kabinet gedoogsteun te verlenen dat op zijn beurt weer gedoogd werd door de PVV, het huidige kabinet nodigt vooralsnog iedereen uit om op de achterbank plaats te nemen.
Om steun in de Eerste Kamer te verwerven, kan het kabinet zich daarbij richten op één grotere partij (zoals SP en CDA), of juist zakendoen met meerdere kleinere fracties (zoals D66, CU en SGP bij het woonakkoord).
Die ‘wisselende contacten’ maken niet alleen dat het beleid soms weinig voorspelbaar of eenduidig is –„de klus verwisselt steeds van aannemer en de ideeën over de verbouwing veranderen mee”, sprak CDA’er Van Hijum deze week terecht– maar het betekent óók dat het voor de oppositie moeilijker is om vat te krijgen op het kabinet.
Dat in elke situatie waarin de SGP nodig is, ook D66 of GroenLinks mee moet doen, maakt dat het kabinet optimaal kan profiteren van zijn, wellicht onbedoelde, verdeel-en-heersstrategie. Immers, hoe zouden SGP en ChristenUnie kunnen eisen dat dit kabinet bijvoorbeeld de gewetensbezwaarde trouwambtenaar met rust laat, wanneer D66 precies het omgekeerde beoogt?
2. Christelijke partijen trekken niet één lijn.
Hoewel de kans klein is dat het kabinet meerderheden kan verwerven zonder daarbij een van de drie christelijke fracties te betrekken, kiezen die partijen geen gezamenlijke lijn. Zo lijkt het CDA sowieso niet van zins de opzichtig ingeschakelde oppositiemodus uit te zetten.
Waar het optreden van de CDA-fractie onder paars nog werd afgeschilderd als een hond die wel blafte, maar nooit beet, lijken de jonge honden van de huidige fractie de kuiten van het kabinet wel degelijk te vinden. Zo steunden dan wel initieerden de christendemocraten de moties van wantrouwen die de bewindslieden Teeven (Justitie) en Weekers (Financiën) recent aan de broek kregen en zou de fractie minister Blok (Wonen) tot wanhoop hebben gedreven bij de onderhandelingen over het woonakkoord.
En hoewel ook de ChristenUnie aangeeft het lastig te vinden enerzijds het kabinet te steunen en anderzijds steeds te moeten incasseren, voelt die partij er tegelijk ook weer weinig voor om koehandel te bedrijven met principiële thema’s. „Hervormingen met principes verknopen, kan zich gemakkelijk tegen je keren. Hoe komt het over bij niet-christenen wanneer zij zaken die voor hen belangrijk zijn, ingeruild zien worden voor christelijke principes?” klinkt het op de CU-burelen. „Je moet mensen niet onnodig in een vijandige houding tegenover het geloof brengen.”
Bovendien zou een eventueel wensenlijstje van de ChristenUnie best eens andere elementen kunnen bevatten dan de principiële punten die de SGP richting het vorige kabinet aanvoerde. Zo noemde CU-Kamerlid Segers de strijd tegen het schrappen van het verbod op godslastering in het huidige geseculariseerde Nederland recent een „achterhoedegevecht”, dat hij „niettemin met overtuiging” wilde voeren. Als het erop aankomt, is voor de partij van Slob het boeken van resultaten op thema’s als vrouwenhandel en prostitutie, asielzoekers of nabestaanden minstens zo belangrijk.
3. Kan dat: christelijke oppositie?
Alle dreigende bewoordingen ten spijt, zal ook de SGP zichzelf ongetwijfeld de vraag stellen die ze in 1999 al kreeg voorgelegd door toenmalig CU-leider Rouvoet. Is oppositie voeren om de oppositie wel een begaanbaar pad voor een christelijke partij? Kun je zaken afwijzen waar je eigenlijk vóór bent, puur vanwege een mogelijk schadelijk effect op het kabinet? En is dat dan geen verzet tegen de regering en haar beleid, waar de Bijbel christenen juist leert dat aan de overheid als dienaresse Gods gehoorzaamheid verschuldigd is?
Wat hard oppositie voeren tegen het huidige kabinet ook moeilijker maakt, is dat deze regeringsploeg, anders dan de eerste paarse kabinetten, wel seculier is, maar niet zozeer met een antireligieuze agenda de boer op gaat. Anders dan onder Kok worden de maatregelen op immaterieel terrein door het kabinet niet verkocht als triomfen. Veeleer lijkt het hoofddoel van de huidige coalitie om de samenleving mee te krijgen in haar aanpak van de crisis en sanering van de overheidsfinanciën.
De uitvoering van alle immateriële besluiten die het kabinet soms wel, maar soms ook niet al in het regeerakkoord had aangekondigd, laten Rutte en Samsom doelbewust over aan initiatieven vanuit de Kamer. Dat maakt het strijden tegen deze wetsvoorstellen door de christelijke partijen nog weer wat lastiger. De minister-president kan zich immers makkelijk verschuilen achter –wat hij onlangs ook met zoveel woorden deed–: „Sorry mensen, maar dáár ga ik niet over. Dát is een zaak van het parlement. En dat heb ik nu eenmaal niet aan een touwtje. Toch?”
Dominostenen vallen een voor een om
De politiek maakt de laatste maanden veel vaart met de behandeling van initiatiefwetten die het christelijk volksdeel tegen de haren in strijken. Een opsomming van de diverse wetsvoorstellen én een overzicht van hoe dicht zij de eindstreep al zijn genaderd.
Koopzondag.
Inhoud: wetsvoorstel geeft gemeenten de vrijheid om winkels toe te staan elke zondag van het jaar de deuren te openen. Nu geldt nog een maximum van twaalf koopzondagen, met een uitzondering voor toeristische gebieden.
Indieners: D66 en GroenLinks.
Fase: Eerste Kamer heeft debat afgerond en stemt dinsdag.
Blasfemieverbod.
Inhoud: wetsvoorstel schrapt het verbod op godslastering uit het Wetboek van Strafrecht.
Indieners: D66 en SP.
Fase: Tweede Kamer heeft wetsvoorstel aangenomen. Eerste Kamer moet behandeling nog starten.
Trouwambtenaar.
Inhoud: wetsvoorstel verbiedt gemeenten om nieuwe, gewetensbezwaarde trouwambtenaren in dienst te nemen.
Indiener: D66.
Fase: Tweede Kamer heeft schriftelijke voorbereiding afgerond en gaat er aanstaande woensdag over debatteren.
Enkelefeitconstructie.
Inhoud: wetsvoorstel schrapt uit de Algemene wet gelijke behandeling de passage die de indruk wekt dat christelijke scholen, in bepaalde omstandigheden, docenten om hun homoseksuele levenswijze mogen ontslaan.
Indieners: D66, VVD, PvdA, SP, GroenLinks.
Fase: wetsvoorstel is drie weken geleden bij de Tweede Kamer ingediend. Schriftelijke voorbereiding moet nog starten.
Acceptatieplicht.
Inhoud: wetsvoorstel regelt dat scholen, ook christelijke, alle leerlingen moeten accepteren waarvan de ouders de grondslag van de school respécteren. Nu mogen christelijke scholen nog eisen dat ouders de grondslag onderschríjven.
Indieners: PvdA, SP, GroenLinks, D66.
Fase: initiatiefwet is in vergaderjaar 2005/2006 al bij Tweede Kamer ingediend. De behandeling ervan ligt stil sinds april 2010.