Houden van een stad zonder hart
ROTTERDAM. Er is geen stad die zo ideaal is om van te houden als Rotterdam. Dat was de boodschap van prof. dr. Willem Schinkel donderdagavond tijdens de jaarlijkse Rotterdamlezing.
Bijna alle banken in de Rotterdamse Citykerk Het Steiger zijn gevuld. Op het podium staat een koortje van negen gekleurde dames luidruchtig een lied te zingen. Hun lichamen bewegen soepel mee op de maat. Met enige moeite zijn flarden van de tekst te verstaan: „I’m blessed because I’m favored. Thank you Lord!”
Bij het volgende lied nodigt een van de vrouwen het publiek uit om staande het refrein mee te zingen. „Rotterdam, ik hou van jou!” joelt het publiek.
Met die liefdesverklaring is de toon voor de avond gezet. Maar straks gaat het de diepte in. De Rotterdamlezing mag dan bedoeld zijn voor alle Rotterdammers, de opzet is een academische lezing, compleet met coreferaat, waarin een andere wetenschapper kanttekeningen plaatst.
Sinds 2003 organiseert de Erasmusuniversiteit elk jaar een lezing om een brug te slaan tussen studenten en inwoners van de stad. Dit jaar spreekt hoogleraar sociologische theorie Willem Schinkel over het thema liefde voor Rotterdam.
Ter inleiding wordt een filmpje getoond waarin studenten aan mensen op straat vragen wat ze denken bij liefde voor Rotterdam. Voetbalclub Feyenoord is een terugkerend thema, maar ook de haven, de Erasmusbrug en de Coolsingel worden genoemd. „Ik woon in Rotterdam tot eind van mijn leven”, zegt een man met een buitenlands accent vol overtuiging.
Als Schinkel op het toneel verschijnt wordt het echt serieus. „Hoe te houden van iets wat geen liefde teruggeeft? En hoe te houden van een stad zonder hart?” vraagt hij. Eerst geeft hij een sociologische beschouwing op het fenomeen liefde. Volgens hem is het in de eerste plaats een sociaal middel. „Liefde is een equivalent van geld en macht. Als ik u vraag om mij uw mobiele telefoon te geven, is het onwaarschijnlijk dat u dat doet. Maar als ik u 100.000 euro aanbied in ruil voor diezelfde telefoon, wordt het ineens heel waarschijnlijk dat ik hem krijg. Macht doet hetzelfde. Stel dat ik een dictator was, dan zou u mij die telefoon direct geven als ik u erom vroeg.” Zo is het ook met liefde, stelt de hoogleraar. „Het maakt het onwaarschijnlijke waarschijnlijk.”
In het verleden is over de liefde gesproken als een ziekte. „Plato noemt het zelfs een goddelijke waanzin. Daarmee zijn we bij het thema van vanavond. Door de liefde is het niet onwaarschijnlijk dat u zich blij voelt worden als u in de trein zit en de skyline van Rotterdam ziet opdoemen.”
Uiteindelijk is liefde voor Rotterdam de meest ware liefde die iemand voor een stad kan hebben, meent Schinkel. „Een stad zonder hart houdt mensen op een afstand. Maar als je ergens moeite voor moet doen, levert dat diepere liefde op. De liefde vaart wel bij obstakels, dat zie je terug in veel films en boeken. En neem de liefde voor postzegels. Die kan alleen bestaan zolang de verzameling nog niet compleet is.”
Bestuurders en ambtenaren moeten Rotterdam dan ook niet perfect willen maken, vindt de hoogleraar. „Het gevaar is dat beleidsmakers hun eigen ideaal opdringen aan de rest. Wie een particulier idee wil uitvoeren moet zich afvragen of hij dat doet uit liefde voor de stad of uit liefde voor zichzelf.”
Na de lezing is het woord aan psycholoog dr. Joke van der Zwaard. Ze benadrukt dat liefde altijd van twee kanten moet komen, ook in een relatie tussen mens en stad. „Mensen hebben behoefte aan een dak boven hun hoofd, werkgelegenheid en goede zorg. Vraag dat maar aan illegalen hier in de stad.”