„Kinderdoding in gezin vaak wanhoopsdaad”
AMSTERDAM. Als een ouder de hand slaat aan zijn eigen kinderen, is dat vaak een wanhoopsdaad.
Dat zegt dr. A. J. Verheugt, klinisch en forensisch psycholoog. Hij promoveerde op het onderwerp kinderdoding. „Het is iedere keer weer erg schrikken als je hoort van dodingen in gezinsverband”, zegt Verheugt, die niet concreet wil ingaan op het drama rond de broertjes Julian en Ruben. Verheugt onderzocht voor zijn promotieonderzoek vijftig dossiers over kinderdoding door een ouder, waarbij de dader zelf in leven bleef.
In meer dan 90 procent van de gevallen lijdt iemand die zijn eigen kind ombrengt aan een psychische stoornis, schetst Verheugt. „Dan gaat het bijvoorbeeld om een psychiatrische stoornis zoals een depressie, een psychose of een persoonlijkheidsstoornis zoals bijvoorbeeld een antisociale persoonlijkheidsstoornis of borderline.”
De meeste kinderdoders zijn „onderhevig aan een krachtenspel” waarbij verlies een grote rol speelt. „Dan gaat het vaak om een actuele kwestie, zoals echtscheiding of verlies van baan. Daarnaast blijkt dat vaak ook een onverwerkt verlies uit het verleden bovenkomt, zoals het overlijden van een familielid. Het worstelen met de verliezen kan ertoe leiden dat iemand niet meer zinnig kan denken.”
Opvallend is dat 40 procent van de kinderdoders hun daad van tevoren „luid en duidelijk” heeft aangekondigd. „Iemands omgeving neemt dat soort signalen lang niet altijd serieus. Men denkt kennelijk dat zulke aangekondigde gruwelijke plannen niet worden uitgevoerd. Maar we weten niet hoeveel mensen dit soort signalen afgeven en het uiteindelijk niet doen.”
Van de kinderdoders wil ongeveer 20 procent hun kinderen „meenemen in hun eigen voorgenomen dood”, omdat de dader denkt dat de kinderen daar beter mee af zijn. „Iemand is zelf depressief en suïcidaal, ziet voor zichzelf geen toekomst weggelegd en denkt dat dat ook geldt voor zijn kind of kinderen.”
In ongeveer 15 procent van de gevallen handelt de kinderdoder uit wraak jegens zijn partner. „De dader redeneert dan: als ik mijn kinderen niet krijg, dan zal ik hen jou ook onthouden.” De dader richt zich met het doden van bloedeigen kinderen niet op de kinderen zelf, benadrukt Verheugt. „De dader is niet met het kind in conflict, maar met zichzelf, de partner of een instantie.”
Al jarenlang schommelt het aantal kinderdodingen in gezinsverband rond gemiddeld drie per jaar, „met hier en daar een piek.” Verheugt gelooft niet zo dat ruchtbaarheid over deze zaken anderen op ideeën brengt. „In de dossiers heb ik geen aanleiding gevonden voor nabootsgedrag. Daders kampen vaak al jarenlang met psychische problematiek.”
Hoe moorden te voorkomen? „Meer openheid over psychische problemen is nodig. Nu heerst daar toch een taboe op. Mensen redeneren: Je denkt toch niet dat ik gek ben? Als er meer openheid komt, zullen meer mensen eerder naar hulpverleners gaan. Sommige klachten, zoals depressie of angsten, zijn vaak goed te behandelen.”