Peter van Uhm: Vooral de zin „wat was ik trots” was moeilijk
Een moeilijk moment. Toch kijkt generaal b.d. Peter van Uhm dankbaar terug op zijn toespraak tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam. Vooral het uitspreken van de zin –„wat was ik trots”–, over het dienen van zijn gesneuvelde zoon Dennis, kostte hem veel moeite. „Ik móést dit zeggen.”
Toen
Bij Peter van Uhm groeit in zijn puberteit interesse voor de oorlog. „Door de verhalen van mijn vader, die bij de Waal tegen de Duitsers heeft gevochten. Maar ook door wat de geallieerden voor ons hebben betekend.”
Zijn eerste dodenherdenking kan Van Uhm zich niet meer herinneren. „Ik heb veel bijeenkomsten bijgewoond, in Arhem, op de Grebbeberg, in Amsterdam. Vele hebben indruk gemaakt. Ik liep eens tijdens zo’n herdenking met een oudgediende door het veld bij de Grebbeberg. De oud-officier vertelde hoe zijn bataljon bij een tegenaanval recht in het mitrailleurvuur van de Duitsers was gelopen. Als iemand die het zelf heeft meegemaakt daar op zo’n locatie over vertelt, maakt dat diepe indruk.”
Bijzondere herinneringen bewaart de oud-commandant der strijdkrachten aan de Nationale Dodenherdenking van 4 mei 2008 in Amsterdam. Twee weken na het sneuvelen van zijn zoon Dennis door een bermbom in Uruzgan staat de generaal op de Dam. In overleg met zijn vrouw, zijn dochter en de vriendin van Dennis. „Zo’n besluit neem je samen.”
Die herdenking was „een moeilijk, confronterend moment”, aldus Van Uhm. „Zoiets vreet energie. Na afloop was ik hondsmoe. We wisten dat het zwaar zou worden.” Zijn aanwezigheid was echter een bewuste keus. „Ik móést er zijn”, stelt hij resoluut. „Ik moest er zijn voor de jongens en meisjes op missie die ook door moesten. Was ik er niet geweest, dan had heel Nederland dat ook gezien.”
Toch waren het „duistere dagen”, zo gaf Van Uhm zaterdag terugblikkend toe. „Wat heb je aan idealen, wat heb je aan die betere wereld morgen, als je er vandaag je zoon aan verliest? Die vragen heb ik mezelf ook gesteld.” De herdenking op de Dam en de saamhorigheid in het land waren tot steun. „De 4e mei hielp mij koers te houden in die duistere dagen waarin dienen zo’n pijn deed. Het feit dat je daar staat, het feit dat je samen herdenkt, maar vooral ook de steun van de mensen die je fysiek voelt tijdens de twee minuten stilte.”
Nu
Dankbaar kijkt Van Uhm terug op zijn speech van zaterdag tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam. „Elk woord in de toespraak is gewogen. Het is mijn verhaal, maar ik heb drie mensen laten meekijken.”
De lat lag erg hoog, geeft Van Uhm aan. „Er staan 20.000 toeschouwers op de Dam, er kijken 5 miljoen mensen mee. De toespraak duurt vier minuten. Ieder woord is dan belangrijk. Ik heb de tekst uitgesproken die ik vond dat ik moest uitspreken.”
„Het was heel erg moeilijk voor me, ik ben daar eerlijk in. Vooral de zin –„wat was ik trots”– over mijn zoon die ging dienen, was moeilijk. Ik vond dat ik dit op gepaste wijze móést zeggen. Omdat het mijn gevoel is. Een vader is trots als zijn zoon dezelfde weg kiest als hij. Zo was ik trots op mijn zoon. En in hem trots op alle anderen die dienen.”
Een diepe stilte viel op de Dam. Na de laatste woorden van Van Uhms toespraak brak er een indrukwekkend applaus los. Voor de vader die zo’n groot offer bracht. „Terug op mijn plaats drong het tot me door dat mijn toespraak heel wat had losgemaakt. Iemand van het nationaal comité zei: „Geweldig. Zo’n applaus is nooit eerder voorgekomen. Alleen voor de koningin, na de Damschreeuwer.”
Een lid van het Auschwitz Comité pakte me bij de arm: „Mogen we u bedanken? U hebt ons gevoel zo mooi verwoord.” Toen kreeg ík het te kwaad. Schitterend, als het lukt hun gevoelens te verwoorden.”
De speech oogst alom diep respect. Van Uhm reageert nuchter. „Ik zou het zo inruilen voor het leven van mijn zoon.”
Straks
Dodenherdenkingen hebben blijvende waarde, benadrukt Van Uhm. Ook in de toekomst. „Absoluut. Het is heel belangrijk om te blijven herdenken. Het is een morele verplichting om respect te betonen aan hen die vielen.”
Bij herdenken hoort echter ook leren. „We moeten leren van de geschiedenis, de samenleving voorhouden dat er verkeerde mensen op verkeerde momenten verkeerde keuzes hebben gemaakt. Die lessen moeten we doorgeven aan de volgende generatie, zodat zij niet dezelfde fouten maken.”
Vorden trok dit jaar opnieuw aandacht door op 4 mei ook stil te willen staan bij Duitse slachtoffers. Dit onderdeel werd op het laatste moment afgelast. Van Uhm voelt er niets voor Duitsers een plek te geven tijdens de dodenherdenkingen op 4 mei. „We moeten geen dingen door elkaar gooien.”
De generaal b.d. wijst erop dat er een moment moet zijn om te vergeven. „Duitsers en Japanners zijn buren en medeburgers van deze aarde. Het is niet verkeerd om Duitse gevallenen te herdenken. Onder hen bevinden zich ook slachtoffers van het systeem.”
Van Uhm benadrukt echter dat 4 mei voor Nederlandse slachtoffers is. „Dat hebben we met elkaar afgesproken in Nederland. Deze herdenking moet daarom alleen voor hen blijven. Ook in de toekomst. We herdenken de geallieerde slachtoffers evenmin.”
„Niet vergeten, wel vergeven”, is het devies van Van Uhm. Hij wijst hierbij waarderend naar Nelson Mandela met zijn verzoeningscommissie. De oud-commandant der strijdkrachten realiseert zich ook dat er mensen zijn die niet kunnen vergeven. „Sommigen zijn in de oorlog hele families kwijtgeraakt.”
Van Uhm weet aan den lijve wat het is slachtoffer te zijn van oorlogsgeweld, door het sneuvelen van zoon Dennis en diens collega Mark Schouwink. „Ik heb onmiddellijk gezegd: Dit heeft niets met de Afghaanse bevolking te maken. Meer dan 95 procent van de Afghanen heeft niets met de taliban.”
En voor Van Uhm, vergeven? „Ik hoop dat het moment ooit komt dat ik dat kan.”