In en rond het ooievaarsstation zijn zo’n 225 bewoonde en bebroede nesten. Zuidwest-Drenthe/Noordwest-Overijssel is een belangrijk gebied voor de vogels: een kwart van alle ooievaars in Nederland broedt daar.

In normale jaren telt Koopman ruim twee jonge ooievaars per nest. Dat is ook het minimum om de populatie in stand te houden. Maar Koopman vreest dat dat door voedselgebrek dit broedseizoen veel lager uitvalt tot anderhalf jong per nest.

Jonge ooievaars die pas uit het ei zijn gekropen, hebben de eerste weken veel klein voedsel nodig. „Torretjes, insecten, regenwormen. Maar ik zie ze bijna niet. Ouders hebben ook honger. Die kiezen er dan voor de jongen niet te voederen, om zelf te overleven.” Ooievaars hebben één legsel per jaar, zegt Koopman. „De vogels kunnen relatief oud worden. Als de omstandigheden slecht zijn, maken ze de keuze: of ik ga zelf dood, of ik sla de jongen dit jaar over. Dat laatste is wat dan gebeurt.”

De Lokkerij probeert de ooievaars, de grootste broedvogel in Nederland, zo veel mogelijk bij te voederen. „Maar dat houdt een keer op, ook financieel gezien.”