Terrorismedreiging houdt aan
Na de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten zat de schrik er wereldwijd flink in. Er is sinds die datum ook in Nederland veelvuldig gesproken over de dreiging die moslimextremisme vormt. De poederbrief deed zijn intrede en een enkele keer leidde informatie tot grootschalige, voor het publiek zichtbare en angstwekkende acties, zoals de zogeheten tunnel- en brugincidenten in Amsterdam en Rotterdam.
Dit voorjaar wees het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), S. van Hulst, er met nadruk op: de dreiging van (islamitisch) terrorisme blijft in de wereld en zeker ook in Nederland nog jaren bestaan. Ook justitie werd geconfronteerd met al dan niet vermeende moslimterroristen.
Na de aanslagen in de VS stelde de Nederlandse overheid het Nationaal Actieplan Terrorisme op, dat uit 42 actiepunten bestaat en waarvoor een miljoenenbudget werd uitgetrokken. Het openbaar ministerie heeft speciale terreurofficieren in dienst voor de justitiële aanpak van terroristen. Het in Rotterdam gevestigde landelijk parket is namens het OM belast met de strafrechtelijke aanpak van terrorisme.
De strafrechtelijke vervolging van personen die van terroristische activiteiten werden verdacht heeft echter tot dusver weinig resultaat gehad. Justitie kampt telkens met problemen rond de bewijsvoering. De informatiepositie van de AIVD is daarbij cruciaal. De dienst verstrekt ambtsberichten die niet vermelden wie de bron is of hoe de informatie is verkregen en is daarbij met handen en voeten gebonden aan een geheimhoudingsplicht. In een aantal strafzaken is gebleken dat de rechter vindt dat het OM eerst zelf onderzoek moet doen alvorens tot aanhouding wordt overgegaan.
Tot woede van het OM liet de Rotterdamse rechter vorige week een viertal van terrorisme verdachte mannen vrij. Onvoldoende bewijs, was het oordeel van de rechter. De mannen worden wel verdacht van het beramen van een aanslag in Parijs. Het hoger beroep tegen hen dient volgende week maandag voor het hof in Den Haag.
Het grootste debacle tot nog toe had dit voorjaar plaats, toen -alweer in Rotterdam- de eerste echt grote strafzaak tegen twaalf moslimfundamentalisten flopte. Justitie had een metersdik dossier gevormd en diverse deskundigen opgeroepen. De rechter accepteerde evenwel opnieuw de informatie van de AIVD niet als bewijs omdat deze informatie oncontroleerbaar bleek. De mannen gingen vrijuit of kregen zeer lage straffen die hoongelach veroorzaakten in radicale moslimkringen.
Ook de aanhoudingen van afgelopen vrijdag zijn het directe gevolg van een tip van een AIVD. In hoeverre politie en justitie zelfstandig bewijs hebben verzameld of snel hebben ingegrepen om erger te voorkomen, moet nog blijken.
Voorzitter J. de Wijkerslooth van het College van Procureurs-Generaal heeft vorig jaar fel tegen deze gang van zaken geprotesteerd. „Als wij een telefoontje zouden krijgen van de AIVD dat er een auto met explosieven onderweg is naar het Binnenhof zouden we niets kunnen ondernemen. Dan kunnen we ons werk niet doen”, aldus De Wijkerslooth toen. Toch is men er ook bij justitie van overtuigd dat het voorkomen van terreuraanslagen het voornaamste resultaat is dat behaald kan worden. Het is een van de belangrijkste taken van de AIVD, misschien zelfs de hoofdtaak. Van Hulst zei eerder dit jaar, bij de presentatie van het meest recente jaarverslag: „Het voorkomen van aanslagen is ons werk, het arresteren van de daders is het werk van politie en justitie.”
Intussen werkt minister Donner van Justitie aan wettelijke verruimingen om de terroristische dreiging beter het hoofd te kunnen bieden. Zo wil hij „samenspanning met als doel een terroristisch misdrijf te plegen” apart strafbaar stellen. Afgelopen maandag bleek tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer dat strafrechtdeskundigen de noodzaak van de Wet terroristische misdrijven niet inzien. Volgens hen beschikt justitie al over voldoende dwangmiddelen voor een adequate aanpak. Of die stelling houdbaar is, is nog maar de vraag.