Protestantse pracht en praal
NIEUWEGEIN – Protestantse kerken in Nederland zijn helemaal niet sober. Integendeel. Fraaie preekstoelen, versierde doophekken, statige herenbanken en grote graftombes nemen in menige kerkruimte een prominente plaats in.
Dat is de boodschap van het boek ”Protestantse kerken. Hun pracht en kracht” (uitg. Bornmeer, 2013). De rijk geïllustreerde uitgave wordt vandaag gepresenteerd op het congres van de Vereniging voor Kerkrentmeesterlijk Beheer in de Protestantse Kerk in Nederland, in Nieuwegein.
Het boek is samengesteld door de vorig jaar overleden kerkarchitectuurkenner en kerkfotograaf dr. Regnerus Steensma (1937-2012). Hij was tot 2002 hoofddocent architectuur en iconografie van het christendom aan de Rijksuniversiteit Groningen en directeur van het daar gevestigde Instituut voor Liturgiewetenschap. Steensma schreef veel boeken en artikelen over kerkbouw en kerkinrichting.
Doel van het boek is het bewustzijn van de waarde van historische kerkinterieurs bij kerkrentmeesters te vergroten. „Je kunt niet zomaar zeggen: die zeventiende-eeuwse preekstoel staat een beetje in de weg, die zetten we ergens anders neer. Of: we willen avondmaal in een kring vieren, laten we de kerk maar eens gaan verbouwen”, zegt dr. Justin Kroesen. Hij volgde vorig jaar aan de universiteit Steensma op en maakte het boek klaar voor de drukker. „De plaats van de afzonderlijke elementen in het interieur is heel belangrijk. Je moet als kerkrentmeester ontzettend goede argumenten hebben om daar in te sleutelen, en er heel goed over nadenken. Dat gebeurt op dit moment vaak niet.”
Kroesen denkt dat het boek veel mensen de ogen zal openen voor de rijkdom van het interieur van protestantse kerken. „Steensma maakt voor eens en altijd korte metten met de idee dat protestantse kerken sober zouden zijn, en dat er niets te zien is. Veel protestanten hebben het idee dat ze voor kunst naar rooms-katholieke kerken moeten. Dat is onzin. In protestantse kerken is ontzettend veel te zien.”
Handboek
”Protestantse kerken. Hun pracht en kracht” is een handboek geworden op het gebied van het protestantse kerkinterieur. Kroesen: „Ik denk dat dit boek een leemte in de literatuur over kerkgebouwen vult. Steensma brengt in kaart wat er in Nederland is aan protestantse kerkinterieurs, en wat daarvan de historisch-culturele waarde is, en de betekenis met betrekking tot geloof en eredienst.”
Steensma brengt ook –als eerste– allerlei regionale ontwikkelingen in kerkinterieurs in kaart. „Hij laat de overeenkomsten en verschillen tussen provincies zien. In Friesland kom je bijvoorbeeld veel preekstoelen uit de achttiende eeuw tegen met rijk gesneden kuipwanden met Bijbelse verhalen. Dat is in de rest van Nederland heel zeldzaam.”
Het boek besteedt vrij veel aandacht aan kerken in Noord-Nederland, terwijl Zeeuwse kerken wat onderbedeeld zijn. Zo komen bijzondere monumenten zoals de Grote of Sint-Nicolaaskerk van Brouwershaven en de Gasthuiskerk in Zierikzee, om er maar twee te noemen, niet in het boek voor.
Steensma maakt in het boek als het ware een „wandeling door een kerkinterieur”, vertelt Kroesen. „Hij begint met het totaalbeeld: het interieur als ruimtelijk ensemble, en zoomt dan in op de regionale verschillen.”
Vervolgens passeren er allerlei elementen in het schip van de kerk, zoals orgel, doophek en herenbanken. „Loop je verder, dan kom je vaak een koorafscheiding tegen. Wat vind je allemaal in het koor van een protestantse kerk? Typisch rooms-katholieke elementen zijn er bij de Reformatie natuurlijk allemaal verdwenen. Interessante vraag is: wat voor oplossing werd er bedacht voor het lege koor? Zo zie je in Groningen veel avondmaalstafels met vaste banken. In Friesland ook wel, maar minder.”
De laatste twee hoofdstukken gaan over de rijke tekstcultuur van protestante kerken. „Friesland is daarbij behoorlijk vertegenwoordigd met onder meer Tien Gebodenborden.”
Moddergooien
In diverse kerken staan verder nog ordonnantieborden, over wat wel en niet mocht in de kerk. „Bijvoorbeeld dat je niet met houtskool op de banken mocht schrijven en geen modder en steen tegen de ramen mocht gooien. Een soort bepalingen tegen hangjongeren, zeg maar. Heel uniek materiaal met een rijk palet aan teksten.”
Het laatste hoofdstuk is gewijd aan de invloed van de verschillende maatschappelijke standen. „Beroepsgilden manifesteerden zich bijvoorbeeld met gildeborden in de kerkruimte. De invloed van de adel kwam vooral terug in de vorm van rouwborden. Op deze manier liet de elite zich in de kerk vereeuwigen.”
Kerkinterieur als spiegel
Het boek ”Protestantse kerken. Hun pracht en kracht” zet het interieur van protestantse kerken in een breder kader. Een paar citaten.
Inrichting
„De kerkinrichting is als een historisch toneeldecor dat ons inzicht geeft in de eredienst die daar gevierd werd, met bijbellezing, prediking, gemeentezang, doop en avondmaal. Theologische opvattingen hierover, alsmede ten aanzien van goed en kwaad, hoop en vrees, zonde en verlossing vinden we weerspiegeld in snijwerk en in schilderingen, evenals op tekstborden.”
Afspiegeling
„Kerkinterieurs vormen cultuurhistorische spiegels die ons naast het geloofsleven ook inzicht verschaffen in opvattingen over kunst en architectuur, ethiek en recht, openbaar bestuur en maatschappelijke verhoudingen in het verleden.”
Kerkrentmeesters
„Voor kerkrentmeesters binnen de Protestantse Kerk in Nederland is het van groot belang dat zij zich ten volle bewust zijn van de unieke waarde van wat zij in huis hebben; het feit dat de PKN verreweg de grootste schat aan religieus erfgoed in Nederland bezit, is evenwel nog lang niet overal doorgedrongen.”
Reformatie
„Nadat het koor als gevolg van de Reformatie zijn functie had verloren, beperkte de eredienst zich tot de ruimte van het schip. Dit bouwdeel, vanouds de lekenruimte, was nu feitelijk de kerk geworden. Hier ontspon zich de calvinistische preekdienst tussen de koorafsluiting in de vorm van een hek, wand of schotwerk in het oosten en het orgelfront in het westen.”
Plaatsing doophek
„Toen in de zeventiende eeuw in veel kerken een inrichting tot stand kwam voor de protestantse eredienst, vormde het hek rond de preekstoel bijna een vast gegeven. De reden hiervoor was vooral dat men het niet wenselijk vond dat de kerkgangers dicht bij of soms pal onder de kansel gingen zitten, wat in een tijd met voornamelijk losse stoelen nogal eens gebeurde. Vaak vond de doop plaats bij de voet van de preekstoel binnen het hek, waaraan het zijn benaming ontleent. De ruimte binnen het doophek werd ook gebruikt voor de plaatsing van de banken voor de kerkenraad. Ook nu is het nog gebruikelijk om te zeggen dat iemand ”in het hek” zit om aan te duiden dat hij of zij ouderling of diaken is. Dit gold niet voor kerkvoogden, die als regel elders in de kerk een voorname plaats hadden.”
Verwijdering doophek
„Tussen 1940 en 1970 is in verscheidene monumentale kerken het doophek verwijderd. Dit was vooral het gevolg van de invloed van de Liturgische Beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk. In reactie op een kerkdienst die sterk werd bepaald door de preek streefden haar aanhangers naar een meer evenwichtige verhouding tussen woordverkondiging en sacramentsbediening. Zij vonden dat de avondmaalstafel een duidelijke en permanente plaats in het kerkinterieur moest krijgen als symbool van het sacrament. Gedurende de laatste twintig jaar is er een geleidelijke herwaardering voor het doophek gekomen.”
Verbodsborden
„Borden met ordonnanties zijn voor de kennis van het kerkgebruik wel één van de meest interessante. Ze geven richtlijnen voor het gebruik van de kerk, vooral in de vorm van geboden en verboden. Ze komen met name voor in Noord-Holland. De noodzaak van deze bepalingen wijst erop dat die vergrijpen in de praktijk wel voorkwamen. De kerk was vooral in de steden vaak een publieke ruimte die ook door de week open stond.”