Hof: Ruimte voor debat rond pedoclub
LEEUWARDEN – Recente schokkende onthullingen rond pedoseksualiteit, zoals in de Amsterdamse zedenzaak en rond het verleden van de Rooms-Katholieke Kerk, hebben de weerstand tegen pedofilie hoog doen oplaaien. Dat is echter nog geen reden pedofielenvereniging Martijn te verbieden.
Die stelling betrekt het gerechtshof in Leeuwarden in de uitspraak van dinsdag. Het hof besliste dat pedoclub Martijn niet moet worden verboden. Het openbaar ministerie had om een verbod gevraagd. De rechtbank in Assen ging daar vorig jaar nog in mee.
Het hof vindt het „te ver” gaan om de opgelaaide weerstand tegen pedofilie „te koppelen aan de werkzaamheid van de vereniging Martijn, en in die samenhang een argument te zien voor het standpunt dat de maatschappij nu wel dreigt te worden ontwricht. Door dat toch te doen, miskent het OM de kracht en de flexibiliteit van de democratische fundamenten en van het nut en de noodzaak van maatschappelijk debat. Daarvoor dient het recht ruimte te laten, ook als dat pijnlijk is en weerstand oproept.”
Verontrustend
De werkzaamheid van Martijn mag dan „in brede lagen van de samenleving als verontrustend worden ervaren”, van een bedreiging van die samenleving is geen sprake. Een verbod is dan niet mogelijk, stelt het hof. „Vanaf de oprichting van de vereniging in 1982 hebben over haar bestaan en haar activiteiten heftige maatschappelijke debatten plaatsgehad, maar sinds die tijd is van daarmee verband houdende maatschappelijke ontwrichting of de dreiging van ontwrichting geen sprake geweest.”
De samenleving is „weerbaar, en is in staat zich te weer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die zij wel als verwerpelijk, maar niet als strafwaardig aanmerkt. Ze heeft in beginsel ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd”, redeneert het hof.
Buiten kijf staat dat het hof het met het OM eens is dat Martijn „de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten goedpraat, en ze zelfs verheerlijkt. Dit alles vormt naar het oordeel van het hof een daadwerkelijke en ernstige aantasting van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd.”
De rechtbank in Assen, die vorig jaar wél tot een verbod van Martijn besloot, hamerde op de rechten van kinderen. „Martijn draagt bij aan het bestaan van een subcultuur waarbinnen seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden. Daarmee tast de vereniging Martijn de rechten van kinderen aan. De bescherming van de seksuele integriteit van kinderen vormt onmiskenbaar een van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde. De Nederlandse rechtsstaat behoort bovendien vanuit internationaal rechtelijk perspectief voor die inbreuk geen ruimte te bieden.”
Inbreuk
De rechtbank in Assen stelde vorig jaar dat het uitdragen van in de ogen van velen ongewenste opvattingen op zichzelf genomen geen grond geeft om Martijn te verbieden en dat het recht van vereniging en het recht van vrijheid van meningsuiting ook toekomt aan pedofielen. De rechtbank kwam echter toch tot een verbod omdat de werkzaamheid van Martijn „inbreuk maakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel” en dat „deze werkzaamheid daarom in strijd is met de openbare orde.”
Het is de vraag of het toestaan van pedofielenclub Martijn door het gerechtshof definitief is. Mogelijk stapt het OM nog naar het hoogste rechtscollege, de Hoge Raad.