Afscheid Ada Ouwerkerk van dorpshuis Leerbroek
LEERBROEK – De afscheidsreceptie is al achter de rug, maar oud-beheerster Ada Ouwerkerk (52) is nog steeds niet weg te slaan uit dorpshuis De Schakel in Leerbroek. Dit voorjaar werkt ze haar opvolgers nog ‘even’ in. „De beste manier om niet in een gat te vallen.”
Ruim twintig jaar geleden ging de geboren en getogen Leerbroekse aan de slag in het verenigingsgebouw. De eerste jaren hielp ze de toenmalige beheerder. „Toen hij stopte, vroegen we ons als personeel af of het wel zou klikken met een nieuwe beheerder. Iedereen zei: Neem jij het over, dit is je kans. Ik had inmiddels mijn diploma’s gehaald, mijn man stond er ook achter, dus heb ik de stap gewaagd.”
Het bleek een schot in de roos. „Het kost veel tijd, maar het is zo leuk om te doen. Al die contacten. Je krijgt te maken met het hele dorp; alle verenigingen, de kerk, de school en particulieren. Samen met de collega’s hebben we altijd ons uiterste best gedaan om iedereen met een tevreden gevoel naar huis te laten gaan.” Als ze naar alle reacties rond haar vertrek kijkt, is dat volgens haar gelukt. „Je deelt lief en leed met de inwoners. Rond begrafenissen bijvoorbeeld. En natuurlijk hebben we ook volop gekke en grappige dingen met elkaar beleefd. Nee, daar geef ik geen voorbeelden van. Mensen weten dan dat ik het over hen heb. Daarmee schend ik hun vertrouwen. In de horeca is het horen, zien en zwijgen.”
De beheerster liep zes dagen in de week in De Schakel. „Alleen op zondag niet. Ik denk dat ik er een uur of vijftig in de week doorbracht: bedienen, de zalen ombouwen, opruimen, schoonmaken, inkopen doen, de administratie; het was een dagtaak.”
De Schakel groeide in de loop der jaren uit tot een echt dorpshuis. „Iedereen maakt er gebruik van. Je hebt contact met alle geledingen van het dorp. Ik heb me altijd aangepast. Wethouder Freije van de gemeente Zederik zei het bij de receptie nog zo mooi: „Bij de Oranjevereniging liep je in het oranje, bij begrafenissen in het zwart.” Heel Leerbroek komt hier over de drempel.”
Leerbroek is van oudsher een behoudend dorp. Ouwerkerk voelt zich er thuis. En paste zich zo nodig aan. „Leerbroek is een echt dorp: knus, gezellig en gemoedelijk. In de loop der jaren is hier eigenlijk weinig veranderd. Mensen willen alles graag bij het oude houden. Ik ben kerkelijk opgevoed, weet hoe men denkt. Als er iets van de kerk of de school was, hield ik daar rekening me.”
Hoe ze dat doet? „Eigenlijk in alles: kleding, taalgebruik, noem maar op. Het botste nooit. Het gaat erom dat je iedereen in zijn waarde laat. Er worden in De Schakel vaak avonden van de SGP gehouden. Ook dat liep vlekkeloos. Bij mijn afscheid kreeg ik nog een apart bedankje. Dat was trouwens mooi bij de receptie: iedereen was er, kerkelijk en niet kerkelijk. De dominee, mensen van de gemeente, veel jeugd; dat heb ik enorm gewaardeerd.”
Deze winter maakte Ouwerkerk bekend dat ze een punt achter haar werk zet. Haar gezondheid liet de afgelopen jaren te wensen over. „Het werd te zwaar. Vaak ben je ’s avonds nog laat in de weer met opruimen en er moet veel gesjouwd worden.” Bovendien verhoogde de gemeente de zaalhuur. „In een oud gebouw als De Schakel wordt het dan van lieverlee toch moeilijk om te concurreren met andere dorpshuizen. Tot nu toe liep het hier uitstekend, dus besloot ik op mijn hoogtepunt te stoppen”, lacht ze.
Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Dit voorjaar werkt ze haar opvolgers in en verricht allerlei hand- en spandiensten. „Dat is maar goed ook; De Schakel is een stuk van mijn leven geworden. Na mijn afscheid dacht ik: het is voorbij. Maar de maandag daarop stond de bejaardenmiddag op het programma. Toen ben ik maar gewoon gegaan. Gezellig. Van het geld dat ik bij mijn afscheid kreeg, heb ik een fiets gekocht. Als de mensen me zien fietsen, weten ze dat er een stukje Schakel voorbijkomt.”
Op de valreep uit ze een hartenkreet. Dit voorjaar buigt de gemeenteraad zich over de toekomst van de plaatselijke dorpshuizen. „Ik hoop zo dat het blijft bestaan; anders houden we niets meer over op het dorp. Waar moeten de kinderen anders gymmen, waar moeten de verenigingen heen? En ja, ik zou het zelf ook vreselijk missen. Het is mijn tweede huis geworden.”