Het gerechtshof in Den Haag oordeelde 2 weken geleden dat Al-J. de brand in oktober 2005 niet opzettelijk heeft gesticht en sprak hem daarom vrij. Al-J. was eerder nog wel veroordeeld tot 1,5 jaar voor opzettelijke brandstichting.

Het OM liet weten het niet eens te zijn met de vrijspraak, maar zegt dat de uitspraak „onvoldoende juridische aanknopingspunten” biedt om naar de Hoge Raad te stappen. Met het besluit van justitie is de vrijspraak van Al-J. onherroepelijk geworden.

Aangenomen wordt dat het vuur in de cel van Al-J. is ontstaan doordat hij een shagje wegschoot in de richting van het voeteneind van het bed waarop hij lag. Hij had de tabak gerold in blauwe Rizla-vloei, die zelfdovend is. Een laken en toiletpapier zouden daardoor in brand zijn gevlogen. Het OM vindt nog steeds dat er op z’n minst sprake is van schuld van Al-J. en waarschijnlijk ook van opzet.

Maar het hof in Den Haag meent dat het zó moeilijk is om met zo’n shagje brand te stichten dat Al-J. niet had kunnen weten of verwachten dat dat zou gebeuren toen hij zijn peuk wegschoot. De man heeft niet het risico op brand aanvaard. Die zou immers ook voor hemzelf levensbedreigend kunnen zijn, omdat hij opgesloten zat in een cel. „Er zijn geen aanwijzingen dat de verdachte levensmoe was. Niet elke onvoorzichtigheid leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid.”

Ahmed al-J., die in 2009 werd uitgezet naar Libië, raakte door de brand zelf zwaargewond. Het vuur in zijn cel kon zich zo sterk uitbreiden in het cellencomplex op Schiphol-Oost doordat personeel dat hem redde, de celdeur open liet staan. De verdachte zat net als de 11 gedode slachtoffers als vreemdeling in het cellencomplex in afwachting van uitzetting. Koolmonoxidevergiftiging bleek de oorzaak van de dood van de 11 gedetineerden.