Binnenland

„Ouders vermiste kinderen bellen 112 niet”

DEN HAAG (ANP) – Ouders van wie de kinderen vermist zijn, twijfelen vaak of ze wel het alarmnummer 112 moeten bellen, terwijl juist een melding daar het meest effectief is. Dat concludeert de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer donderdag in zijn rapport over vermissingen van kinderen. Hij vindt dat de politie een campagne moet beginnen om ouders daarop te wijzen.

14 March 2013 06:35Gewijzigd op 15 November 2020 02:28
beeld ANP
beeld ANP

Brenninkmeijer deed onderzoek op verzoek van de moeder van het 10-jarige meisje Jennefer uit Rotterdam in 2011. Zij was vermist en werd later dood gevonden in de woning van verdachte Anthony K. De ombudsman voerde gesprekken met ouders van wie de kinderen vermist raakten en met de politie. „Onbekendheid en ook schroom om 112 te bellen, zorgt er voor dat ouders er toch nog vaak voor kiezen om 0900-8844 te bellen of om zelf naar het politiebureau te gaan”, schrijft Brenninkmeijer.

Medewerkers van het servicenummer 0900-8844 moeten ouders echter doorverbinden met medewerkers van het alarmnummer. Ouders moeten daardoor twee keer hun verhaal doen en daarmee kan kostbare tijd verloren gaan. „Ook bestaat het risico - met name bij twijfelgevallen - dat de medewerker van het servicenummer de melding niet doorzet naar de 112-centrale.”

Het ontbreekt aan exacte cijfers, maar schattingen over vermissingen van kinderen variëren van jaarlijks ruim 13.000 tot 20.000. Het betekent volgens Brenninkmeijer niet dat voor iedere vermissing direct de politie gebeld moet worden. Het gaat om gevallen waarbij de ouders het echt niet alleen afkunnen, lichtte een woordvoerster toe.

Uit de gesprekken rijst wel het beeld dat ouders tevreden zijn over hoe de politie optreedt bij vermissingen. Ze spreken van adequaat en doortastend optreden. Ouders vinden de zoekacties bovendien uitgebreid en gericht. Ook de ombudsman constateert dat er de laatste jaren veel in gang is gezet bij de politie om snel te kunnen reageren bij vermissingen.

Zorginstelling klaagden wel dat het soms lang duurt voordat bepaalde opsporingsbevoegdheden worden ingezet. Zo wordt in het rapport een voorbeeld aangehaald van een vermist meisje, bij wie pas na 2 dagen toestemming werd gegeven voor het uitpeilen van haar mobiele telefoon. Ook zouden instellingen meer betrokken willen zijn bij de risico-inschatting van de ernst van de vermissing.

Een woordvoerster van de Nationale Politie zei dat de politie inmiddels „een uniforme werkwijze heeft ontwikkeld die grotendeels al in de praktijk gebruikt wordt”. Deze werkwijze moet nog dit jaar in bij alle korpsen zijn ingevoerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer