Station Staphorst stapje dichterbij
STAPHORST – Henk Uiterwijk (82) uit Staphorst weet het nog goed. Als er een stoomtrein voorbijkwam en de was hing aan de lijn bij een foute wind, dan kon de huisvrouw opnieuw beginnen. Henk woonde jaren in het oude stationsgebouw dat in 1970 werd gesloopt. Op dezelfde plek wil de gemeente een nieuwe halteplaats realiseren. „Ik moet het nog zien.”
Staphorst wil al jaren een treinstation. Ook de provincie Overijssel staat achter dit plan. NS en ProRail doen onderzoek naar een halteplaats. Volgens verkeerswethouder S. de Jong komt de halteplaats telkens een stapje dichterbij. In de structuurvisie waarin plannen staan tot 2030 staat een halteplaats al ingetekend op de oude plek aan de Stationsweg. Deze locatie, waar vroeger ook een station was, geniet de voorkeur boven een nieuwe plek verder naar het zuiden.
Henk en zijn zoon Harm Uiterwijk (59), die naast elkaar wonen in de oude spoorhuizen vlak bij de rails, dreigen de halteplaats in hun tuin te krijgen. Harm, die geboren werd in het hoge oude stationsgebouw, heeft er geen problemen mee. „Van mij mag het. Ik hou wel van wat reuring.” Vader Henk vindt het ook goed. „Maar ik moet het nog zien.”
Henk en zoon Harm wonen in de zogeheten NS-huisjes aan de Stationsweg. Ze kijken uit op de plek, waar ooit het oude stationsgebouw stond. Een prachtig pand, gebouwd in 1867 en gesloopt in 1970. In 1935 werd het gesloten voor passagiers. In de jaren vijftig woonden Henk en zijn vrouw zes jaar in het stationsgebouw. Het werd toen allang niet meer gebruikt voor passagiers. Hij en zijn vrouw woonden er, zijn schoonouders en nog een familie. Schoonpa werkte ooit bij het spoor en er was nog plek over voor het jonggehuwde stel. „Het was een degelijk pand. Zoiets moois zou nu nooit meer gesloopt worden. Het nieuwe station wordt vast kleinschalig, zeker niet zo mooi als toen.”
De NS-huisjes, vijf op een rij, en het oude stationsplein zijn ogenschijnlijk de enige overblijfselen van het roemruchte halteplaats uit het verleden. Maar Henk en Harm weten wel beter. Ze lopen naar het spoor. „Kijk, hier zie je nog de afscheiding van het oude perron.” Een betonrand markeert de plek waar de reizigers vroeger stonden te kleumen. De oude baas loopt naar de gevel van zijn woning. „Zwart, hè? Komt van het roet van de oude stoomtreinen. Als je buiten een biertje dronk en zo’n monster kwam voorbij, dan regende het gruis. Van het milieu hadden ze nog nooit gehoord.”
Henk en zoon Harm zien het nieuwe station op de oude plek met vertrouwen tegemoet. Dat geldt echter niet voor hun buurvrouw, een oudere dame, gekleed in de Staphorster dracht. Ze woont al jaren op het hoekje van het rijtje NS-huisjes. Met haar naam wil ze niet in de krant. „Het lijkt nu serieus te worden. Daar ben ik niet zo blij mee. Veel volk, veel drukte. Maar ja, wij kunnen het toch niet tegenhouden.” Ze schudt haar hoofd en loopt weer naar binnen. Weer een andere buurvrouw, veel jonger, ook gekleed in authentieke Staphorster dracht, woont aan het begin van de Stationsweg, op dit moment nog een doodlopende laan. Ze glimlacht als ze de vraag krijgt wat ze van een mogelijk nieuw station vindt in haar straat. „Niet erg. Zolang het maar niet voor mijn deur komt. En ach, ze praten er al zo lang over. Denk je nou echt dat ze dit voor elkaar krijgen? Ik betwijfel het.”