Tafels en stoelen die nooit zullen aankomen in Oost-Europa
OLDEBROEK – Stoelen, tafels, bedden, kasten, schoolmeubeltjes. Ze hadden een tweede leven moeten krijgen in Roemenië en Oekraïne, maar na een verwoestende brand in een loods in Oldebroek zijn alleen de poten van de tafeltjes nog over. Henk Schoonhoven zag zijn laatste transport voor zijn ogen in vlammen opgaan.
De 72-jarige Henk Schoonhoven uit Oldebroek schrok maandag tijdens het middageten op omdat hij plotseling rookwolken langs het raam zag komen. „Toen ik ging kijken, bleek de loods in brand te staan. De vlammen sloegen al uit het dak. Het ging echt woest tekeer. Het waaide ook behoorlijk, maar gelukkig stond de wind gunstig en kwam het huis niet in gevaar.” Van de loods bleef echter weinig over. Zo weinig dat de oorzaak van de brand waarschijnlijk niet meer is te achterhalen.
De zwartgeblakerde restanten op het erf van Schoonhoven roken nog steeds een beetje na. Kinderen van de buren scharrelen rond op zoek naar schatten. Een kruiwagen met een gat erin en zonder wiel, een verbogen steeksleutel, een paar knikkers. Veel meer van waarde kunnen ze niet ontdekken tussen het verwrongen staal. Schoonhoven staat er gelaten bij. „Alles is gewoon weg. Zo jammer. Hier vooraan was mijn werkplaats. De spullen voor Oost-Europa stonden daar achterin. Daar is helemaal niets meer van over. Alleen de poten van de schooltafeltjes.”
Jarenlang zamelde Schoonhoven als lid van de commissie Samen bouwen in Oost-Europa van de plaatselijke hervormde gemeente spullen in voor Roemenië en Oekraïne. Elke zomer vertrok er een vrachtwagen vol hulpgoederen vanuit Oldebroek. „We hebben daar contacten met een predikant bij wie we het huisraad konden achterlaten. Hij weet de arme gezinnen in de bergen te wonen. Voor het schoolmeubilair kozen we elk jaar een andere bestemming.”
Schoonhoven ging zelf niet mee met de vrachtwagens, maar was als coördinator wel nauw betrokken bij de transporten. „Ik ging het hele jaar door op zoek naar geschikte spullen. We kregen heel veel en haalden soms wat op als het niet te ver was.” Zelf reisde hij twee keer per jaar samen met andere leden van de commissie naar Roemenië en Oekraïne om bij de verschillende projecten langs te gaan. „Dan keken we gelijk of alle spullen goed waren aangekomen.”
Het transport van deze zomer had het laatste transport moeten worden dat Schoonhoven begeleidde. „Ik ben nog wel van plan om de projecten te blijven bezoeken, maar met het verzamelen en opslaan van de spullen wilde ik gezien mijn leeftijd stoppen. Heel jammer dat mijn laatste transport nu niet door kan gaan.”
Het is volgens Schoonhoven niet te doen om in een paar maanden tijd nog nieuwe spullen in te slaan. „Die schoolmeubelen bijvoorbeeld moet je geleidelijk verzamelen. Daar heb je een heel jaar voor nodig. En ik heb nu natuurlijk ook geen plek meer om het op te slaan.”
Schoonhoven weet uit eigen ervaring dat scholen in de voormalige Oostbloklanden de Nederlandse tafels, stoelen en schoolborden goed kunnen gebruiken. „Het is verschillend per school, maar soms hebben ze echt alleen maar plankjes. Je kunt ook wel geld sturen zodat ze daar nieuw meubilair kunnen kopen, maar dat is vaak van slechte kwaliteit.”
Schoolmeubels die in Nederland afgedankt worden, zijn vaak nog heel goed, weet hij. „Hier wordt het meubilair vaak na 30 of 35 jaar afgeschreven, ook al is het nog zo mooi. In Roemenië zijn ze er weer goed mee. Behalve nu dan.”
Of het voor de mensen daar ook een teleurstelling zal zijn dat het transport niet doorgaat? Schoonhoven denkt dat dat meevalt. „De school waar het meubilair heen zou gaan, wist nog nergens van. Er zijn dus in ieder geval geen mensen die zitten te wachten op tafels en stoelen die nooit zullen komen.”