Tweedehands bouwmaterialen zijn leuker
In het Drentse Dwingeloo staat een woning die zelf in water en energie voorziet. En die ene stroomkabel die er ligt, wordt zo snel mogelijk weer afgesloten. „Zo’n goed gevoel”, zegt architect en bewoner Pieter Brink.
Het begon ermee dat ze graag buitenaf wilden wonen, liefst bij water. „Lekker actief met de natuur bezig zijn, zelf het onderhoud doen op een lap grond. Dat is ook gewoon gezond.” Architect Pieter Brink en zijn vrouw zochten heel wat terreinen af, en kwamen uiteindelijk uit bij zandwinput ’t Holtien bij Dwingeloo.
De gemeente Westerveld had wel oren naar hun plannen: het beleid is dat gronden die de gemeente zonder nadrukkelijk doel of noodzaak in bezit heeft, verkocht mogen worden. Dat was hier het geval. Bovendien verkeerde het terrein volgens de adviserende ambtenaren ”in zekere staat van verval”; de 14 hectaren konden wel een kwaliteitsimpuls gebruiken. Het echtpaar Brink-Kort mocht de grond dus kopen en er een woning bouwen, mits het terrein toegankelijker en aantrekkelijker zou worden voor hengelaars en wandelaars en het waterschap er in natte tijden overtollig oppervlaktewater kwijt zou kunnen.
Dat was 2005. De eerste drie jaren vlogen voorbij aan onderzoek naar wat ze wilden en daarbij gingen de gedachten eerst uit naar wonen op het water. „Totdat een landschapsarchitect zei dat een huis op het water wel érg pontificaal aanwezig is. Dat zou de openbaarheid van het gebied belemmeren. En we vonden dat hij daarin gelijk had.”
Verder ging de zoektocht, en gaandeweg groeide daarbij de belangstelling voor duurzaamheid. Brink: „We legden zelf de lat steeds een beetje hoger. De bouwplek lag 350 meter van de straat, dus we vroegen ons al snel af: stel dat we geen kabels en leidingen zouden hoeven leggen? Maar daar waren een paar jaar geleden nog nauwelijks voorbeelden van in Nederland. En nu kan het eigenlijk nog steeds net niet.”
Vooral elektriciteit is een probleem. Stroom is niet op te slaan. „We dachten eerst aan een soort aggregaat op ppo (puur plantaardige olie) in combinatie met accu’s, maar daar zouden we er dan nogal wat van nodig hebben en accu’s zijn ook zeer vervuilend voor het milieu. Ze hebben een beperkte levensduur, dus het is maar een tijdelijke oplossing. We kijken nu eerst een jaar op welk moment we hoeveel stroom we verbruiken, en proberen daar dan een maatwerkoplossing voor te vinden.” Nog steeds met als uiteindelijk doel het huis los te koppelen van het elektriciteitsnet. Misschien kunnen ze wat met het feit dat de zandwinput gevoed wordt door kwelwater: er is permanente afstroom naar het riviertje verderop. Maar elektriciteitswinning uit stromend water is nu vooral gericht op grootschaligheid: voor de bestaande technieken is een verval van ten minste een meter nodig of een flinke uitstroomsnelheid. „Dat heb ik niet hier. De techniek is vrij simpel maar commercieel is mijn kleine schaal niet interessant. Nog niet tenminste.”
Zo is het dus nog zoeken naar en wachten op verdere ontwikkeling van duurzame technieken. Dat komt vanzelf, zegt Brink. „De wal keert het schip wel.”
Schuin
Intussen was het ontwerp klaar en ging de bouw van het huis van start. Brink tekende een V-vormig huis met twee vleugels, waarvan de ene op palen rust. „Het is inderdaad van alle kanten schuin.” Ingenieursbureau Dantuma-Wegkamp maakte van de bouwtekening een 3D-uitwerking om het bouwproces te vergemakkelijken. „We kunnen dat als bureau nu zelf, maar toen besteedden we het uit. En het was echt nodig. Zonder hadden we het niet makkelijk gered. Nu steken alle onderdelen fantastisch in elkaar. Zelfs met die harde wind van laatst voelden we niets.” Het huis kon in delen grotendeels prefab gemaakt worden, in optimaal beschutte fabrieksomstandigheden. „Dan komen ze kant-en-klaar en geseald aan en zet je de stukken in een paar weken in elkaar. Zo heb je veel minder water in de constructie en duurt het niet zo lang om je huis droog te stoken.”
De wanden van de houtskeletconstructie zijn 35 centimeter dik, het dak zelfs 40. Er zit driedubbeldik glas voor de ramen, er is een warmtepomp voor koude- en warmteopslag diep in de bodem, er zijn 32 zonnepanelen en 6 zonnecollectoren die een vat van 1000 liter water verwarmen. Een houtgestookte cv-haard zorgt voor extra behaaglijkheid in de winter.
Met HuneBouw hadden ze het geluk met een aannemer te werken die de ontwikkelingen op het vlak van duurzaamheid op de voet volgt, zegt Brink. „Je ziet toch wel een tweedeling ontstaan in die branche: bedrijven die de nieuwe technieken en mogelijkheden willen en kunnen volgen en degenen die dat niet doen. Die zullen op een gegeven moment toch de boot gaan missen. Want je insteek is heel anders bij duurzaam bouwen. Je kunt tijdens de bouw niet zomaar ergens een schroef in zetten of een extra wandcontactdoos aanbrengen. Dan tast je de dampafdichting en de luchtdichte laag aan en loop je risico op lekken en condenspunten. En dat moet je absoluut niet hebben. Duurzaamheid moet echt tussen de oren van de bouwvakkers zitten.”
Hoofdprijs
Onbegrijpelijk dat dat in de bouwsector nog zo weinig het geval is, vindt hij. Vooral onbegrijpelijk dat er nog nauwelijks een serieuze handel in tweedehands bouwmaterialen bestaat. „Waarom pakt die sector dat nou niet op, vraag je je af.” Voor exclusieve materialen bestaat het allang. „Parketvloeren of schouwen halen ze helemaal uit Frankrijk. Daar betaal je hier de hoofdprijs voor. Maar gewoon tweedehands hout en ander bouwmateriaal, dat wordt nauwelijks verhandeld. Er heerst grote argwaan. Stél je voor dat er een spijker in zit. Dan liever een boom omzagen. Het is gewoon een kwestie van gemakzucht.”
Zelf werd hij steeds meer gegrepen door het tweedehandsvirus. Hij stroopte vaak Marktplaats af en zat veel te brainstormen met zijn vrouw. „Zaten we een keer in de auto naar Eindhoven, twee uur heen en twee uur terug, zit je achter een vrachtwagen, zegt mijn vrouw: Dat dekzeil, is dat niet wat? En die verkeersborden, kunnen we daar niet wat mee? Ging ze bellen met de ANWB. Die wilde niet. Maar de leverancier van nieuwe borden, die ook de oude inneemt, wilde die oude wel kwijt. Mits we ze niet herkenbaar gebruikten.” Zo is nu de badkamer bekleed met vrachtwagendekzeil en de ladefronten in de keuken met oud verkeersbord.
En zo kwam hij op een dag bij een klant die naast zijn boerderij een paardenstal aan het timmeren was met afgeschreven steenschotten uit de betonindustrie: platen hardhout van één bij 1,40 meter, 3,5 centimeter dik. „Toen ik thuiskwam, zei ik: Ik heb nóú iets leuks gezien. Volgende dag teruggegaan met mijn vrouw, die vond ze ook prachtig, en nu is dus het huis er aan de buitenzijde mee bekleed.”
Nu zijn ze nog steeds bezig aan de buitenkant van het huis: ze maken een extra schil om het huis heen, en die wordt gevormd door het stapelen van trottoirtegels. Afgekeken van de Ecokathedraal in het Friese Mildam. „Als een soort winterjas om het huis, zeg maar. We hebben er al een stuk of 7000 gestapeld.” Toen Brink en zijn eega de stapelaars in het natuurkunstwerk van Louis Le Roy bezig zagen met al dat afgedankte straatmateriaal, waren ze meteen dolenthousiast. „Fantástisch. De hele sfeer, dat ruïneaspect – dat paste ook heel mooi bij die zandwinput, dat is toch ook een beetje een wonde in het landschap, en als oeverbescherming heeft de gemeente er indertijd ook veel straatmateriaal gedumpt. Daar zet je geen keurig bakstenen huis naast, daar past dit stapelwerk heel mooi. Dat mos, die grassen die er op en tussen groeien, dat geeft het huis iets tijdloos. Al dat tweedehands materiaal is zó leuk, je hoeft niet bang te zijn voor een krasje en het geeft een goed gevoel dat je CO2-footprint zo wat kleiner wordt.”
Het werkt aanstekelijk. Een klant die zelf bezig was met een carport en het kozijn daarvoor al had besteld, kwam kijken bij Brink thuis en dacht: weet je wat, ik bestel dat kozijn weer af. „Die heeft er nu een op Marktplaats gekocht en die kijkt daar nu elke keer met zó’n goed gevoel naar! Daar moeten we toch naartoe met zijn allen: meer hergebruik. Want steeds alles nieuw maken, daarvoor heeft de aardbol niet genoeg materiaal.”