Binnenland

Opiniemaker Van der Duyn Schouten staat typisch hervormd in het leven

Studeren voor een zesje? „Ambitie­loos.” Alles van de overheid verwachten? „Steek zelf de handen uit de mouwen.” Investeren in onderwijs? „Hard nodig. Nederland wordt links en rechts ingehaald.” Orthodox-christelijk opinie­maker prof. dr. Frank van der Duyn Schouten formuleert bedachtzaam. Zijn woorden verpakken een heldere boodschap. „Invloed uitoefenen als groep roept irritaties op.”

Henk van den Berge en Evert van Dijkhuizen
4 February 2013 13:27Gewijzigd op 15 November 2020 01:45
Prof. Van der Duyn Schouten. Foto Sjaak Verboom
Prof. Van der Duyn Schouten. Foto Sjaak Verboom

Het nieuws werd afgelopen week beheerst door de aankondiging dat de koningin aftreedt. Van der Duyn Schouten ontmoette, als rector magnificus van de universiteit van Tilburg, de vorstin een paar keer, onder andere op haar nieuwjaarsreceptie. „Ik ben dankbaar voor de manier waarop zij invulling geeft aan haar ambt. Haar persoonlijke gang door het leven verloopt niet eenvoudig. Toch ís zij er. Op de blijde momenten, op de droevige. Velen putten daar troost en bemoediging uit. Haar zoon zal het ongetwijfeld anders doen. Zakelijker. Hij zal meer aansluiting zoeken bij de kenniseconomie die Nederland wil zijn. Dat hij soms wordt neergezet als een leeghoofd, herken ik absoluut niet. Uit een interview met ds. Carel ter Linden, die het prinselijk paar heeft getrouwd, begrijp ik dat de prins met een groep vrienden nog steeds aan Bijbelstudie doet. Dat geeft een ander beeld van hem.”

Wat is de pre van het Oranjehuis?

„De verbindende factor in crisissituaties. Veel meer dan een president ooit kan zijn. Die is onderdeel van de regering. Presidenten hebben de behoefte iets neer te zetten waarmee ze de geschiedenis­boeken ingaan. Kijk naar Frankrijk. De ene na de andere president laat een monument na. Een president regeert kort, een koningshuis geeft continuïteit. Overigens heb ik met de drieslag God, Nederland en Oranje niet zo veel. Die gedachte is me te veel gebaseerd op een vermeende uitzonderingspositie voor Nederland als het Israël van het Westen. De geschiedenis van ons land laat ook schaduwzijden zien. De welvaart in de gouden eeuw ging gepaard met slavenhandel. Ons eigen gewin stond centraal. We gaven daarmee geen goed voorbeeld.”

Van de koningin naar het kabinet. Rutte II zit er enkele maanden. Wat moet deze regering in het belang van de samen­leving vooral doen?

Zonder aarzelen: „Investeren in onderwijs. Nederland wordt links en rechts ingehaald. Bijvoorbeeld door China. Ik sluit niet uit dat deze economische grootmacht in de toekomst zijn producten voor een deel in Nederland laat maken omdat wij op dat moment een land met lagelonenarbeid zijn.”

Wat doen wij verkeerd?

„Door de welvaart in ons land wordt de opgroeiende generatie vooral getraind in rechten, niet in plichten. Buitenlandse studenten hebben een andere mentaliteit. Ik merkte het op de universiteit in Tilburg. Chinezen kwamen klagen als er colleges uitvielen. Ze zeiden: Onze ouders hebben er krom voor gelegen om onze studie te betalen, dan willen we ook het onderste uit de kan. Of ze klaagden als Nederlandse studenten de colleges verstoorden met hun ge-socialize. Die houding had na verloop van tijd een positieve invloed op Nederlandse studenten. Zij raakten, net als de Chinezen, meer geïnteresseerd in excellente studieprogramma’s. We moeten in Neder­land inzetten op hard werken om de gezapigheid tegen te gaan.”

Onderscheidt de gereformeerde gezindte zich van die gezapigheid?

„Het hedonisme gaat orthodoxe christenen niet voorbij. Het is onder hen zelfs diep geworteld. Tegelijk constateer ik een positief onderscheid: onze jongeren leren nog luisteren. Denk aan de kerkdiensten. Toen ik het daar ooit met bisschop Simonis over had, zei hij: Ik vertel mijn pastoors dat de spanningsboog bij katholieken maximaal acht minuten is. Ik antwoordde dat er in protestantse kring veel langere preken worden gehouden. Zijn mond viel open.”

U pleit voor investeren in beroepstrots bij leraren. Waarom is dat nodig?

„Het leraarsberoep wordt iets van de tweede garnituur. Het onderwijs dreigt het afvalputje van de arbeidsmarkt te worden. Het grote aantal parttimers voor de klas is niet goed voor de kwaliteit van het onderwijs. Scholen draaien vaak met twee keer zo veel leraren als formatieplaatsen. Wie parttime werkt, is per definitie minder betrokken op z’n werk. Dat is in het bedrijfsleven ook zo. Daarom moet de standaard in het onderwijs weer een fulltimebaan worden. En we moeten hogere eisen aan het beroep durven stellen. Dat is nodig, omdat de invloed van instituties in de samen­leving afneemt en daarmee die van docenten toeneemt. Dat vraagt om betrokken, vakbekwame mensen. Toen ik decaan van de economische faculteit in Tilburg werd, trof ik daar middel­matigheid aan. Ik heb een aantal minder gemotiveerde mensen gestimuleerd een andere baan te zoeken. Dat bood ruimte om toppers aan te trekken. In het algemeen geldt dat mensen in een zesjescultuur graag zesjes en zeventjes erbij hebben. Mensen op het niveau van een acht hebben liever negens en tienen om zich heen. Die heb je nodig om zelf te groeien en je organisatie verder te helpen.”

Op reformatorische scholen wordt niet alleen naar kwaliteit gekeken, ook naar identiteit.

„Dat is terecht, maar we moeten die twee niet tegen elkaar uitspelen. Het is niet goed als 10 procent van de lessen wordt gegeven door onbevoegde docenten. Dat gebeurt ook op het Wartburg College in Rotterdam, waar ik in de raad van toezicht zit. Ik vind het niet zo’n ramp als een leraar van 20, 21 jaar zijn visie op geloofszaken nog niet zo helder onder woorden kan brengen. Als de essentie maar aanwezig is. Geef zo iemand een benoeming voor drie jaar, evalueer na twee jaar en kijk hoe hij of zij zich ontwikkelt op identitair gebied. Dat moet je als reformatorische school durven wagen.”

Nederland heeft z’n rijksbegroting niet op orde. Wat te doen?

„We hebben met z’n allen potverteerd. Het is tijd voor een pas op de plaats. Bij alle leeftijden. Ouderen zeggen: „We hebben vijftig jaar voor ons pensioen gewerkt; als daarop wordt gekort, is dat diefstal.” Ik vind dat niet terecht. De levens­verwachting is langer geworden. We mogen de kosten daarvan niet afwentelen op de jongeren. Ik voel veel voor het model dat in Singapore wordt gebruikt. Daar bestaat de pensioen­opbouw uit drie delen: een deel voor het afbetalen van de hypotheek, voor de ouderdomsvoorziening en voor de zorgbehoefte. Onze overheid zou zo’n model in Nederland wel willen, maar de sociale partners draaien aan de knoppen.”

In orthodox-christelijke kring leeft de gedachte dat onder Rutte II de seculiere storm is opgestoken.

„Ik ervaar dat zelf niet zo. Het gedoe rond weigerambtenaren en homo­voorlichting op scholen komt bij hooguit twee politieke partijen vandaan. D66 bedenkt het, de VVD sluit zich erbij aan. Alleen omdat ze menen daarmee punten te scoren. Ik ontken niet dat het voor christenen lastiger wordt om medestanders te vinden. Dat heeft consequenties voor onze houding in de samenleving. Ik zie steeds meer een taak voor de individuele christen. Invloed uitoefenen als groep lukt niet meer. Dat roept alleen maar irritaties op. Probeer daarom als individueel christen een zoutend zout te zijn en laat je daarbij voeden door de zondagse prediking. Die zou best meer mogen ingaan op de relatie tussen het leven nu en het perspectief op de eeuwigheid. Het baart me zorgen dat in mijn kring, de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk, de belangstelling voor de tweede dienst op zondag afneemt. Dat is een veeg teken. Onze kracht als christenen ligt in het Evangelie en de prediking daarvan.”

Dit is het derde deel in een serie interviews met opinieleiders.


Prof. Van der Duyn Schouten: Christelijke kerk is veelkleurig

Frank Anthonie van der Duyn Schouten (1949) studeert wis- en natuurkunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en promoveert in Leiden. In 1987 treedt hij aan op, wat dan heet, de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) in Tilburg. Hij wordt decaan van de economische faculteit en schopt het in 1999 tot hoogste baas: rector magnificus.

Een opzienbarende benoeming: een protestant aan het hoofd van een roomse topinstelling. Zelf zegt hij daarover in deze krant in november 1998: „Ik heb duidelijk over mijn grenzen in dit opzicht met het bestuur gesproken. De ruimte die de universiteit mij biedt voor mijn eigen levensbeschouwing is voldoende.”

In 2003 maakt Van der Duyn Schouten er een speerpunt van dat wetenschappelijke fraude op de universiteit in Tilburg zwaar wordt gestraft. „Wij moeten harder worden”, is zijn devies. Ook start hij een beschavingsoffensief om de „ongehoorde toon” die studenten tegen docenten aanslaan, uit te bannen.

De rector beijvert zich voor een klimaat waarin studenten niet tevreden zijn met een zesje, maar excellent willen zijn. Hij ondersteunt zijn betoog met een rekensommetje: „Een week heeft 168 uur. Voor slapen staat 56 uur, voor een bijbaan 10 uur. Voor sociale contacten en persoonlijke vorming zo’n 32 uur. Vrij te besteden zo’n 30 uur. Dan blijft er 40 uur over voor de studie, dat is toch niet te veel gevraagd?”

Sinds 2009 is Van der Duyn Schouten bestuursvoorzitter van Netspar, een netwerk van wetenschappers en andere deskundigen dat onderzoek doet naar pensioenen. Hij zit geregeld aan tafel met verzekeraars en pensioenfondsen. Van der Duyn Schouten heeft diverse nevenfuncties. Hij is vicevoorzitter van de Onderwijsraad, voorzitter van de raad van toezicht van Fontys Hogeschool, voorzitter van de raad van toezicht van het Wartburg College in Rotterdam/
Dordrecht, voorzitter van de raad van toezicht van de Protestantse Theologische Universiteit en commissaris bij uit­geverij Jongbloed. Hij geldt als opinie­maker in orthodox-christelijke kring en schrijft in die hoedanigheid geregeld bijdragen in onder meer deze krant.

Van der Duyn Schouten is getrouwd en heeft zes kinderen en tien kleinkinderen. Hij is lid van de hervormde Singel­kerk in Ridderkerk. Als hij voor zijn werk in het buitenland is, bezoekt hij op zondag bij voorkeur een plaatselijke gemeente. „Dan ervaar ik dat Gods kerk veelkleuriger is dan het reformatorisch christendom in Nederland.”


Uitgelicht

  1. Kerk en staat moeten gescheiden zijn.

„Een goed uitgangspunt. Het kan niet zo zijn dat de kerk Kamerleden benoemt of de overheid ambtsdragers. Maar: kerk en overheid zijn er beide voor de burgers. Het voorstel van D66 om kerken geen gebruik meer te laten maken van de gemeentelijke basisadministratie is op het belachelijke af. Met zo’n beperking van de rol van kerken zijn we ver van huis. Dit is een vorm van christen pesten. Dat geldt niet als een gemeenteraad op goede gronden, bijvoorbeeld vanwege bezuinigingen, het mes zet in de vergoeding voor leerlingenvervoer. Dan moet de eigen bijdrage maar omhoog. Problematischer ligt het met de SGP-vrouwenkwestie. De partij is daar zelf verdeeld over. Het is voor mij geen onopgeefbaar principe waar ik m’n portemonnee voor wil trekken, laat staan mijn leven voor wil geven. In onze tijd wordt het voorbeeld van de eerste christengemeente meer en meer inspirerend. Met die kanttekening dat de eerste christenen in een prechristelijke tijd leefden, wij leven in een postchristelijke. Je ziet dat orthodoxe christenen vaak meer belaagd worden door mensen die christelijk geweest zijn dan door volstrekt ongelovigen.”

  1. We moeten de vrijheid van onderwijs ongemoeid laten.

„Die moeten we koesteren. Onderwijs is een van de belangrijkste verantwoordelijkheden van de overheid. Ik ben voor een gesloten toelatingsbeleid in het primair onderwijs vanwege de eenheid gezin, school en kerk. In het voortgezet en hoger onderwijs mogen we er wat mij betreft ruimer mee omgaan, maar altijd op basis van een eerlijk gesprek met de ouders. De Onderwijsraad, waar ik lid van ben, heeft geadviseerd het begrip ”richting” breder te interpreteren, zodat het stichten van een eigen school makkelijker wordt en niet meer als een gunst wordt gezien. Dat lijkt vooral in het voordeel te zijn van ouders die bijvoorbeeld een montessorischool willen oprichten, maar ook het orthodox-christelijk onderwijs heeft profijt van deze nieuwe interpretatie.” Steels: „Soms moet je breder kijken om een beperkter belang te dienen.”

  1. Wat hebt u met orthodoxe christenen?

„Ik heb hen lief. Dat is meer dan: ik mag hen graag. Dat ik zelf tot deze bevolkingsgroep behoor, zie ik niet als toeval, maar als Gods leiding. Het maakt mij ook verantwoordelijk. Ik ben door God op deze plaats gesteld. Zo heb ik dat ook ervaren in 2004, bij de scheuring in de Hervormde Kerk. Ik had geen vrijmoedigheid weg te gaan. Het is mijn overtuiging dat we ons als orthodoxe christenen moeten richten op de kernboodschap van het Evangelie en elkaar de ruimte moeten geven in middelmatige zaken. Op dat punt kunnen we nog het nodige leren. Wat zijn de echte principes? Over die vraag wordt onder ons te weinig gesproken. Het gesprek wordt soms zelfs uit de weg gegaan. Dan krijg je een vreedzame co-existentie om de verschillen te ontlopen. Dat is niet wenselijk. Ik deel het vrouwenstandpunt van het SGP-hoofdbestuur niet, maar ik verdedig het soms wel, als dat gewenst is. In mijn kerkelijke gemeente, de Singelkerk in Ridder­kerk, lezen we de Herziene Statenvertaling. Op het Wartburg College, waar ik voorzitter van de raad van toezicht ben, de Statenvertaling. Ik behoor tot de Gereformeerde Bondsrichting, maar als voorzitter van de raad van toezicht van de Protestantse Theologische Universiteit dien ik de breedte van de kerk. In die spanning staat mijn leven. Typisch hervormd? Ja.”

Meer over
Opinieleiders

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer