Reddingsactie in polder bij Oude-Tonge
Ternauwernood wist hij het vlot naar zich toe te halen. Vier buren werden gered. Twee niet. „De ramp komt iedere dag in je gedachten terug.”
In hartje Oude-Tonge woont T. D. van Kempen (84) hoog en droog boven een winkelcentrum. Heel andere omstandigheden dan zestig jaar geleden, toen hij in de polder ten westen van het dorp door het water werd overvallen.
Van Kempen was in oktober 1952 getrouwd. „We woonden in een kamer boven bij mijn ouders, een eindje buiten Oude-Tonge. Daar waren in 1927 tien vrijstaande huizen gebouwd, elk met een kwart hectare grond. Wij bewoonden het eerste huis van de rij. In 1944 moesten we er meer dan een jaar weg omdat de Duitsers een groot deel van de kuststrook onder water zetten. De Hongerwinter heb ik in Rotterdam overleefd.”
In 1953 kwam het water plotseling. Aan de storm op zaterdag 31 januari besteedde Van Kempen niet veel aandacht. „Er stond in de polder wel vaker harde wind. We handelden in landbouwproducten, en mijn vader ging die zaterdag bij buurman Janus van Peperstraten nog even een vracht uien betalen. Toen hij terugkwam, zei hij: „Ik heb voor volgende week een nieuwe vracht gekocht.” Vader verbaasde zich erover dat de dochter van de buurman, Ciska van Tiggelhoven, met haar man en twee kinderen bij dit woeste weer vanuit Rotterdam was gekomen. Ze zouden een weekend bij de buren logeren.
Als het waaide, sliep je lekker. We werden pas wakker toen mijn ouders onder aan de trap stonden te roepen. Zij sliepen beneden. Ze hadden geluid gehoord en keken naar buiten. „Er drijven ganzen voor het raam”, zei mijn moeder. Het waren echter schuimkoppen. Zo hoog stond het water buiten al. Vader greep zijn portefeuille en de Bijbel; dat was het enige dat hij mee naar boven nam. De rest van hun spullen ging verloren.”
Daar gaat de auto
Het water drong binnen en steeg snel. Nadat zowel de buitendijk als enkele binnendijken waren doorgebroken, besprong het water Oude-Tonge van drie kanten, op een moment dat de meeste inwoners nog in diepe rust waren. In korte tijd steeg het water tot dakgoothoogte. „Bij ons stond het 4 meter hoog, want we woonden op het laagste punt van de polder. Het water kwam tussen de zolderplanken door. We vreesden dat de zolder het niet zou houden, omdat meubels die waren gaan drijven, ertegenaan bonkten.
De nacht ging voorbij, maar buiten bleef het grauw. Van het dorp konden we nauwelijks iets zien. Opeens zei ik: Daar gaat de auto! Die dreef de houten schuur uit, langs het huis. De schuur ging zelf even later ook, in stukken en brokken. Nu gaat het huis, denk je dan. Het is echter blijven staan, misschien omdat er pas een keuken tegenaan gebouwd was, die extra stevigheid gaf. Van de tien huizen zijn er twee verwoest, onder andere dat van de buren waar vader de uien was gaan betalen. Het huis van een zus van vader, die met haar grote gezin in dezelfde rij woonde, is blijven staan.”
Buren op het dak
„We zagen die zondag al dat het dak bij de buren geknakt naar beneden hing. Die zijn verdronken, dachten we. Toen het ’s maandags weer licht werd, zagen we echter dat de buren naar buiten geklommen waren en op het dak zaten. Simon, de man van Ciska, had de pannen eraf gegooid en de nokbint losgewrikt, waarna een deel van het dak op het water was gevallen. Het huis was half verwoest, dus we wilden dat stuk dak naar ons toe trekken.
Ik haalde een Indische kris uit mijn dienstkist en bond er een touw aan. Kort tevoren hadden we elektriciteit gekregen en toen was men vergeten twee planken vast te spijkeren. Toen ik die weghaalde, was er een gat waardoor ik in het water kon springen en op de raamlijst van de keuken kon gaan staan. Daardoor stond ik op gelijke hoogte als de mensen op het vlot. Ik gooide het mes tegen de wind in naar hen toe. Ze grepen het touw. Toen hun dak loskwam, bleek het echter niet berekend op zes personen. Buurvrouw Trui was nogal zwaar en Janus, haar man, had zware laarzen aangetrokken. Het vlot zakte onder water. Toen viel de buurvrouw eraf. Haar man probeerde haar te grijpen, maar raakte ook te water. Beiden dreven de polder in en zijn daar verdronken. Het waren de enige slachtoffers uit onze huizenrij.
Op het vlot zaten nu twee mensen minder en daardoor kwam het weer boven water. Ik trok het naar ons toe. Die dochter met haar man en kinderen –Aart van 4 en Poldie van 2 jaar oud– waren drijfnat geworden. Ze kwamen door het keukenraam naar binnen, waarna mijn vader en mijn jongste broer hen door het gat op de zolder trokken. Daarna trokken ze ook mij omhoog. Het eerste wat het meisje, Poldie, zei, was: „Mama, krijg ik nu een kopje thee?”
Zij waren rooms-katholiek; wij hervormd, maar we hebben samen gebeden en psalmen gezongen. Er werd af en toe wat geslapen, en verder zat je verdoofd voor je uit te kijken.”
Zwijgzaam
Het was al donker toen ze ’s maandagsavonds met een boot uit huis werden gehaald. „Onze redders probeerden de Langeweg te volgen, zodat de boot niet op heiningpalen zou stuiten. Er brak echter weer een bui los en de storm dreef ons de polder in.
Bij de molen kwamen we aan de dijk. Daar werden we opgewacht door twee zoons en een dochter van de buren. „Waar zijn vader en moeder?” vroegen ze aan hun zus Ciska. „Die zijn weg”, zei ze.
Dat is voor haar zo aangrijpend geweest dat ze er de rest van haar leven moeilijk over heeft kunnen praten. Vele jaren later, op haar begrafenis, heb ik haar beide kinderen uitgenodigd op bezoek te komen. Toen hebben ze pas voor het eerst gehoord wat er tijdens de ramp gebeurd is. Ze hebben hier als kinderen zitten huilen.”
Evacué
„Op een boerderijtje niet ver bij ons vandaan woonde een oom van vader, Kees Fris. Ome Krelis, noemden we hem altijd; hij was ouderling in de gereformeerde gemeente. Met zijn zoon is hij op een vlot door het dorp gedreven. Beiden zijn omgekomen.
Wij waren in veiligheid gebracht. We gingen naar moeders moeder, die een winkeltje op de Oostdijk had. Daar zaten meer familieleden, dus we konden er maar enkele dagen blijven. Per schip zijn we naar Rotterdam gebracht. Daar verbleven we bij mijn zus, die net een halfjaar getrouwd was. Vervolgens zijn we een halfjaar in Drongelen in het Land van Altena geweest. Vader huurde er land en pootte er uien. Daarna konden we terug en hebben we ons huis opgeknapt. Van het huis van de buren was het restant na een maand of drie ingestort. De woning is later herbouwd.
Mijn broer had trouwplannen. Zijn huis aan de Stationsweg is verwoest, maar gelukkig woonde hij er nog niet. Hij kreeg een van de houten geschenkwoningen aan de zwaar getroffen Julianastraat, en woont daar nog steeds in.”
Zout in de muren
Bij storm en hoogwater was er vaak angst, want het duurde nog vele jaren voordat de dijken op veilige hoogte en de zeearmen afgesloten waren. „De ramp komt iedere dag in je gedachten terug. Zelf heb ik er nooit moeite mee gehad om erover te praten. Ik ga ook altijd naar de herdenking toe.
Oude-Tonge was de plaats met het grootste aantal slachtoffers; 10 procent van de bevolking is omgekomen. Van de slachtoffers kende je in elk geval de volwassenen allemaal.”
Van Kempen was 32 jaar ambtsdrager in de hervormde kerk van Oude-Tonge. „We hebben veel last gehad van het zout dat in de muren is achtergebleven. Allerlei proeven met stucwerk werkten niets uit. Uiteindelijk is besloten de binnenkant van de kerk te schilderen; dat werkte beter.”
Kruipend naar de veiligheid
We woonden aan de Torendijk bij Kortgene. Sommige huizen zijn daar weggevaagd als luciferdoosjes. Waar wij woonden, werd de eerste klap opgevangen door schuurtjes die vlak achter de woningen stonden. Dat is ons geluk geweest.
Wij zaten met het gezin op zolder en konden geen kant op. Veel wrakhout en een hooistapel dreven voorbij en dat kwam vast te zitten tussen de dijk en de woning van onze buren. Van ronddrijvend hout werd een soort kruipbrug gemaakt en daarover wisten we de zolder van de buren, enkele meters verderop, te bereiken. Inmiddels waren er mensen uit het dorp gekomen die met gevaar voor eigen leven het huis wisten te bereiken. Er werd een gat in het dak gemaakt en zo konden we over de hooistapel kruipend de dijk bereiken.
De tocht over de Torendijk was afschuwelijk. Op diverse plaatsen lagen verdronken mensen. De ravage was ook nauwelijks te bevatten. Stukken dak bonkten op de golfslag tegen de dijk.
Tot veel geredde mensen in het café was nauwelijks doorgedrongen wat er allemaal was gebeurd. Het was te overweldigend om alles te bevatten.
Veel gezinnen stelden spontaan hun woning open voor evacués. Er zou wel een gedenkplaats mogen komen voor de mensen die levens hebben gered of die hebben bijgedragen om het leed te verzachten.
Kees van Boven
Laagwater in Alkmaar
Ik was 10 jaar en woonde in Alkmaar. ’s Zondagsmorgens was ik met mijn vader op weg naar de kerk. Van de ramp hadden we nog niets gehoord. Het viel ons op dat het water in het Noordhollands Kanaal wel 1 meter tot 1,5 meter lager stond dan normaal. Woonschepen in de grachten van Alkmaar lagen droog, een beetje schuin op de aflopende bodem.
Er moet bij Den Helder heel hard gespuid zijn, maar tot op vandaag weet ik nog steeds niet hoe dat geweest is en hoe men het waterpeil in één nacht omlaag had gekregen, want het kanaal ontvangt voortdurend water vanuit het Alkmaardermeer.
A. van de Kamer