Als kind tussen stapels lijken in Bergen-Belsen
Als kind zag hij dat een gevangene de lever uit het lijk van een medegevangene sneed en opat, waarna SS’ers de man afranselden. Maar dát vertelt Micha Gelber niet aan de leerlingen van het Ichthus College. Zonder dat is het al erg genoeg.
Nog één keer zou Gelber zijn verhaal doen, in Nijmegen, had hij besloten. De Veenendaalse school haalde de 89-jarige Rotterdammer echter over ook daar te komen vertellen wat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog meemaakte. De bijeenkomst ging vooraf aan de jaarlijkse herdenking bij ”het kruis op de berg”, een monument in de gemeente Rhenen. Woensdag was het tachtig jaar geleden dat de nazi’s daar zes verzetslieden doodschoten, uit wraak. Van een van hen, de 34-jarige ds. B.J. Ader (hervormd predikant in Nieuw-Beerta), schreef de weduwe het boek ”Een Groninger pastorie in de storm”.
Micha Gelder overleefde de oorlog wel. Het hele gezin zelfs: ook zijn ouders en zijn oudere broer haalden de bevrijding. Grootmoeder en een tante kwamen wel om, nadat hun onderduikadres in Ede was verraden. Op 21 mei 1943 zijn ze vermoord in Sobibor, tien dagen na hun arrestatie. Zo snel ging het, zegt Gelber.
De leerlingen luisteren ademloos als hij vertelt over zijn kinderjaren in Ede. Over het bombardement in Rotterdam dat hij in mei 1940 overleefde, toen het gezin na de Duitse inval tevergeefs probeerde naar Engeland te ontkomen. Over de anti-Joodse maatregelen: Gelber houdt de gele ster omhoog die hij op zijn kleding moest dragen.
Hij vertelt over de Joden die korte tijd bij hen verbleven, op weg naar een onderduikadres. Hij noemt „kleine Ireentje” bij naam: „Er zijn nog steeds mensen die niet weten wie ze zijn.” Ze zijn als baby ergens ondergebracht, hun ouders zijn vermoord, hun pleeggezin heeft hen geadopteerd, en dat werd hun vaak niet verteld. Sommigen kwamen er pas rond hun zeventigste achter dat hun vader en moeder niet hun natuurlijke ouders waren.
Trein
Op een avond stond een Nederlandse politieagent in burgerkleding bij de Gelbers voor de deur. Hij kwam waarschuwen dat ze de volgende dag zouden worden opgepakt. „Zorg ervoor dat je weg bent.”
Erich en Meta Gelber besloten echter niet onder te duiken. „Ze hoopten dat er snel een einde aan de oorlog zou komen”, zegt hun zoon. „Bovendien wist niemand wat er in de kampen gebeurde. Mijn ouders wilden ook dat we als gezin bij elkaar bleven.” En ze vestigden hun hoop op –Gelber laat het aan de leerlingen zien– het certificaat voor Palestina dat ze hadden gekregen.
Ze werden naar kamp Westerbork gebracht. Daarna naar Bergen-Belsen. Daar verslechterde de situatie dramatisch toen het aantal gevangenen steeg. Micha overleefde tyfus. Als kind van een jaar of negen zag hij mensen dood neervallen. Hij zag stapels lijken tussen de barakken.
Toen de bevrijders naderden, moesten de gevangenen een trein in. Van de 2400 man aan boord overleefden er 200 de dertien dagen durende reis niet. In het dorp waar ze na de bevrijding verbleven, stierven er in zeven weken tijd nog zo’n 325.
Respect
Gelber woonde in Ede, in Arnhem, in Israël, in Rotterdam. Hoe de oorlog zijn leven stempelde en hoe hij de huidige situatie van de Joden ervaart, daaraan komt hij in de aula van het Ichthus niet toe, want de bel gaat. Eerder heeft hij verteld dat zijn moeder het verlies van familieleden niet kon verwerken; ze was altijd ziek. Zelf kreeg hij nachtmerries nadat de Oekraïense veiligheidsdienst hem in 1992 verhoorde vanwege vermeende smokkel.
Gelber zette zich in voor de plaatsing van oorlogsmonumenten en gedenkstenen, voor het doorvertellen van de gruwelijkheden die de nazi’s bedreven. Dat laatste deed hij veel op scholen, juist ook omdat hij het antisemitisme wereldwijd zag oplaaien. En dat zei hij lang voordat de Israëli’s verwikkeld raakten in de huidige oorlog met terreurorganisaties die het op hun leven en bestaansrecht hebben gemunt.
„Nu ik ouder word heb ik nog meer respect voor mijn ouders: zij hebben mij en mijn broer beschermd onder de moeilijkste omstandigheden en ons de kracht gegeven om een nieuw leven op te bouwen.”