Nadat de provincie Utrecht het voormalige Fortisgebouw in gebruik had genomen als provinciehuis, verkocht zij het oude provinciehuis aan projectontwikkelaar De Waal. Die wilde in het pand met 300 ruimten studenten huisvesten.

De verkoop gebeurde op voorwaarde dat het jaren 60-gebouw per 1 november dit jaar asbestvrij zou zijn. De projectontwikkelaar ontdekte na die datum echter nog verschillende (stof)-delen asbest in diverse ruimten, kabelgoten en in de sprinklerinstallatie.

Hij spande daarop een kort geding aan om de provincie te dwingen haar verplichting na te komen het gebouw asbestvrij op te leveren. De rechter bepaalde op 14 december dat de provincie vanaf 21 november een dwangsom van 66.000 euro per dag moet betalen. Vanwege de omvang van de klus kan dit voor de provincie Utrecht een miljoenenstrop betekenen.

Utrecht gaat in hoger beroep tegen de uitspraak, wil de uitvoering ervan opschorten en start een bodemprocedure tegen De Waal.

Gedeputeerde Krol verdedigde donderdagavond zijn optreden. Hij zei verantwoord te hebben gehandeld, onder meer door gecertificeerde asbestbedrijven in te schakelen. Ook zei hij Provinciale Staten altijd volledig te hebben geïnformeerd.

SP en PVV bestreden beide punten scherp. Zij vinden dat de gedeputeerde onverantwoord grote risico’s heeft genomen door een goedkopere asbestsaneerder de klus te gunnen. Ook vinden zij dat Krol de Staten „stelselmatig veel te summier en onjuist heeft voorgelicht.”

De PVV diende daarom halverwege het debat al een motie van wantrouwen in. Alleen de SP steunde de motie. De coalitiepartijen (VVD, CDA, D66 en GroenLinks) steunden Krol.

De overige oppositiepartijen willen in januari een definitief oordeel over de gedeputeerde vellen. „De onderste steen moet boven komen”, aldus PvdA-fractievoorzitter De Kruijf.