Muziek

Organist Jan van Gijn maakt de cirkel graag rond

Jan van Gijn nam zondag 2 december afscheid als organist van de Grote Kerk in Apeldoorn. De musicus gaat met pensioen. Stipt op z’n 65e. „Ik improviseerde na de dienst over ”Dankt, dankt nu allen God”. Met dat lied ben ik 33 jaar geleden hier begonnen. Ik ben iemand die de cirkel graag rond maakt.”

Evert van Dijkhuizen
3 December 2012 09:47Gewijzigd op 15 November 2020 00:35
Jan van Gijn in de Grote Kerk van Apeldoorn. Foto RD, Henk Visscher
Jan van Gijn in de Grote Kerk van Apeldoorn. Foto RD, Henk Visscher

De orgelzolder van de ‘Loolaankerk’ is helemaal het domein van Van Gijn. Concertposters sieren de achterkant van de orgelkas. Bij de speeltafel een koffiezetapparaat, een kachel en rolluik om de kou op afstand te houden, en een videoscherm om te zien wat er beneden in de kerk gebeurt. „Het is m’n tweede huis hier.”

Van Gijn beklimt de leren bank, trekt de registers van het drie­klaviers Witteorgel open en begint te improviseren over Psalm 150, „de psalm der psalmen.” Grillige figuren op het manuaal, de melodie in het pedaal. Daarna een fluwelen middendeel met strijkers op het bovenwerk. De zwelkast gaat open en weer dicht. Als afsluiting een wervelende toccata met modulaties naar diverse toonsoorten. Met een stralend slotakkoord in D groot zet de organist een punt achter zijn muzikale ontboezeming „du moment.” Hij reageert bescheiden op het compliment. „Ach ja, na 33 jaar leer je dit orgel wel kennen.”

Van Gijn haalt gevulde koeken tevoorschijn „ter aangename verpozing.” Met koffie erbij blikt hij terug op zijn muzikale carrière, die 47 jaar geleden begon in Rotterdam. „Improviseren heb ik altijd graag gedaan. Maar wel vormgebonden. Ik hou van een duidelijke structuur. Wat je net hoorde, was a-b-a. Een fijne, herkenbare vorm, ook voor luisteraars op een concert of voor kerkgangers. Zo’n middendeel wil ik introvert laten klinken. Ik weet precies welke registers er dicht moeten. Zo doe ik dat op zondag ook. Ik overdenk alles van tevoren, maar soms gebeurt er iets in de dienst waardoor mijn idee niet meer klopt. Dan stel ik mijn plan bij. Dan improviseer ik iets totaal anders, maar wel weer vorm­gebonden. Dat is een soort tweede natuur geworden. Ik heb dat van mijn leraar Arie J. Keijzer.”

Reflecterend op zijn eigen spel noemt Van Gijn vier kernwoorden: dienstbaarheid, toegankelijkheid, kwaliteit en originaliteit. „Ik hou niet van atonale muziek of wild de toetsen indrukken. Wel van sfeer. Als het in de preek over geweld gaat, laat ik dat na de preek horen in m’n orgelspel, ook al is het nog zo dissonant.”

Van Gijn kruipt weer achter het orgel, zet Psalm 2 op de lessenaar, denkt even na, drukt dan zelf­verzekerd de toetsen in. Met snelle, grommende passages in de bas verbeeldt hij het woedend heidendom. De melodie komt tot klinken met de Fagot 16’. „Kijk”, zegt hij even later, „als het over drift gaat, moet je driftig spelen. Geef de sfeer van zulke kernwoorden in de tekst gerust weer. Tegelijk moet het voorspel de gemeente instrueren: zó klinkt de melodie. Achter­af krijg ik daar vaak reacties op: Wat was dat mooi!”

Melodie, samenklank, ritme en sterkte: dat zijn de gereedschappen van de musicus. „Iedere keer flitst dat rijtje als een film door me heen als ik improviseer. Ik heb er allerlei associaties bij. Zo’n Psalm 2 moet je niet netjes met akkoorden in de 1-4-5-ligging harmoniseren. Ik ben in dit opzicht altijd erg geïnspireerd geweest door Adriaan C. Schuurman. Van zijn lessen harmonie en contrapunt op het conservatorium raakte ik in extase. Als ik thuiskwam, ging ik direct zelf schrijven. Zo veel, dat Schuurman zei: Ik krijg het allemaal niet nagekeken op les.”

Als Van Gijn moet kiezen tussen literatuur en improvisatie? Hij aarzelt geen moment: „Improvisatie. Zó belangrijk voor een kerkorganist. Ik heb het laatst nog meegemaakt, hier in de Grote Kerk. De voorganger preekte over de dood van het dochtertje van Jaïrus. Er waren fluitspelers om te klagen. Na de preek zongen we een lied van Schuurman. In het voorspel heb ik toen met één register van het bovenwerk en de tremulant het fluitspel nagedaan, met de melodie van het lied als tegenstem. De dirigent van de cantorij zei na afloop: Ik wist op dat moment niet waar die fluit vandaan kwam…”

Te ver naar achteren

Het romantische Witteorgel in de Grote Kerk heeft Van Gijn sterk beïnvloed. „Ik ben totaal anders gaan spelen. In Rotterdam begon ik 47 jaar geleden op een Leeflang­orgel uit 1969. Dat instrument was ook mooi, maar nodigde niet uit tot sfeerimprovisaties zoals hier.”

Twee dagen per week, op maandag en vrijdag, gaf Van Gijn les op zijn instrument. Ook daaraan komt door z’n pensionering een eind. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Hij wijst naar de orgelbank en doceert: „De meeste organisten zetten de bank te ver naar achteren. Ze hebben een soort claustrofobische angst om dicht op de klavieren te zitten, terwijl dat beter is voor je speelhouding.”

Van Gijn volgde destijds de legendarische Piet van Egmond op. Hoe dat was? Eerlijk: „Niet makkelijk. Een aantal mensen in de gemeente miste Van Egmond verschrikkelijk, hoewel hij al anderhalf jaar niet meer speelde. Die groep verwachtte van mij dat ik een tweede Van Egmond zou zijn. Voorop­gesteld: zijn spel was weergaloos knap, maar ik kon en wilde hem niet imiteren. Ik wilde gewoon als Jan van Gijn aan het werk. Dat kostte me veel moeite. Ik luisterde naar mezelf met de oren van de tegenpartij. Dat was heel frustrerend. Ik heb een strijd met mezelf gevoerd om mezelf te leren accepteren. Na enkele moeilijke beginjaren is me dat gelukt. Toen ook de gezondheidsproblemen van mijn vrouw voorbij waren, kon ik pas echt gaan groeien en bloeien.”

Van Gijn ziet „met grote dankbaarheid en veel liefde” terug op 33 jaar Grote Kerk Apeldoorn. „Het valt me zwaar om te vertrekken, maar ik kies er bewust voor met pensioen te gaan. Als je 65 bent, is dat het enige moment dat je niet hoeft uit te leggen waarom je afscheid neemt. En ik wil voorkomen dat anderen zeggen dat het beter is om te stoppen.” Zijn opvolger, Wout van Andel, kende hij al. „Wout is een van degenen die mijn bladmuziek graveren.”

Inmiddels liet Van Gijn veertien bundels het licht zien met bewerkingen van de 150 psalmen. „Voordat ik eraan begon, heb ik mezelf afgevraagd: Hoe ga ik dat doen? Er is al zo veel verschenen. Maar ik heb toch een nieuwe module gevonden: psalmbewerkingen die de melodie op de voet volgen. Dus de bewerking is net zo lang als de psalm. Zoals Bach zijn Orgelbüchlein schreef. Ik ben gewoon vooraan begonnen en heb het hele psalmboek doorgewerkt. Ik heb steeds de tekst of kernwoorden daaruit als uitgangspunt genomen voor de sfeer van de bewerking. Bij elke bewerking staat een toelichting.”

Van Gijn gaf de bundels in eigen beheer uit. „Ik wilde volledig mezelf kunnen zijn en me niet laten beïnvloeden door de commercie. Soms was ik wekenlang met één psalm bezig. Ik componeerde op vaste momenten; wachtte niet op inspiratie. Die kun je ook oproepen. Ik kreeg altijd een idee, maar soms duurde het even. Ik ben heel kritisch voor mezelf geweest; het moest 200 procent goed zijn.”

Vooruitkijken

Gaat Van Gijn door met muziek uitgeven? Hij aarzelt. „Ik heb op dit moment geen concrete plannen, maar er ligt nog wel het een en ander thuis. Bijvoorbeeld een preludium en fuga over Psalm 100 die ik schreef ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Grote Kerk. Een groots werk met een fuga waarin zo’n beetje alle compositorische mogelijkheden benut zijn. Zo heb ik meer stukken liggen die ik misschien ga uitgeven.”

Van Gijn schreef ook een orgelmethode gebaseerd op meer dan veertig jaar lesgeven. „Ik analyseer daarin problemen die elke leerling bij het spelen tegenkomt. Een voorbeeld: veel speelfouten ontstaan doordat de organist niet vooruitkijkt in de partituur. Hoe leer je dat? Het boek wordt goed ontvangen. Ik hoorde dat Bavo-organist Jos van der Kooy tegen iemand heeft gezegd: Je mag bij mij op les komen, als je eerst het boek van Jan van Gijn aanschaft.”

Hoe het verder moet met musicus Van Gijn na zondag? „Wat er na mijn afscheid komt, ligt op dit moment buiten mijn horizon. Ik heb thuis een Johannusorgel om te studeren, maar ik wil graag op kerkorgels blijven spelen. Dat is een must voor m’n toucher.”

Kan Van Gijn zich een leven zonder orgel voorstellen? „Nee, ik ben vanaf m’n zesde bezig met alles wat des orgels is. Het zit in mijn genen, in mijn bloed.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer