Homoleraren vooral bespot op vmbo
Homoseksuele leraren hebben vaker last van ongepaste nieuwsgierigheid naar hun privé-leven dan hun heteroseksuele collega’s. Van collega’s en leerlingen krijgen ze daarover ook vaker spottende opmerkingen te horen.
Op vmbo-scholen worden de docenten het meest gehinderd, zo blijkt uit het onderzoek ”Beter voor de klas, beter voor de school”, dat is uitgevoerd in opdracht van onderwijsbond AOb, onderwijsadviesbureau APS en homobelangenorganisatie COC. Minister Van der Hoeven van Onderwijs nam het rapport donderdag in ontvangst.
De inspecteur-generaal van het onderwijs, K. Kervezee, bood de brochure ”Iedereen is anders” aan. De inspectie gaat het toezicht op het veiligheidsbeleid en specifiek op homodiscriminatie verscherpen. Alle scholen krijgen de brochure toegestuurd.
Het onderzoek had plaats in het kader van Enabling Safety for LesBiGay Teachers, een project dat mede mogelijk gemaakt is door het Europees Sociaal Fonds en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het onderzoek naar de werkbeleving van homoseksueel personeel is het eerste in zijn soort.
Volgens het rapport verzwijgt 15 procent van de homoseksuele werknemers in het onderwijs hun geaardheid. Biseksuelen blijken daarover helemaal niet te spreken.
Docenten die er wel voor uitkomen, ervaren het toch nog als bijna onmogelijk om er in de klas over te praten. Ook vinden zij dat hun gezagsrol in de klas nogal eens belemmerd wordt door de houding van de leerlingen. Op scholen met duidelijke regels over omgangsvormen en wat heet ”een gericht diversiteitsbeleid” wordt homoseksueel personeel aanmerkelijk minder vaak gediscrimineerd.
Twaalf procent van de mannen en 4 procent van de vrouwen zeggen dat ze wegens hun seksuele aard wel eens voor een baan in het onderwijs zijn geweigerd.