Zaterdag schoot een agent een 17-jarige jongen neer op een perron op station Hollands Spoor in Den Haag. De jongen bezweek later op de dag aan zijn verwondingen.

De politie was in actie gekomen na een melding dat er een man met een vuurwapen op het perron liep. Later bleek dat om de jongen van 17 te gaan, die eerder op de dag een man had bedreigd. Daarbij zou volgens het slachtoffer een vuurwapen zijn gebruikt.

Het Openbaar Ministerie wil maandagochtend nog niet laten weten of de jongen daadwerkelijk een vuurwapen bij zich had. Ook over de aanleiding voor de agent om te schieten laat justitie zich nog niet uit. Het OM komt later met een verklaring. De Rijksrecherche onderzoekt het fatale schietincident.

De VU deed het onderzoek naar vuurwapengebruik bij de politie in opdracht van het instituut Politie en Wetenschap. Uit het rapport daarover dat in oktober verscheen, blijken stress en angst een behoorlijk negatieve invloed te hebben op de schietvaardigheid en schietbeslissingen van politieambtenaren. Tijdens experimenten werd de praktijk nagebootst, waarbij agenten werden aangevallen en beschoten met plastic kogels en verfpatronen. Ook kregen agenten te maken met een aanval van iemand met een mes.

Volgens Politie & Wetenschap moet er vaker worden geoefend onder omstandigheden, waarbij spanningen een grote rol spelen. Verhoogde stress beïnvloedt de manier waarop iemand de situatie inschat. Zo denkt een agent eerder dat een verdachte gewapend is, trekt hij eerder zijn dienstwapen en zal hij ook eerder onterecht en onnauwkeurig schieten, concluderen de onderzoekers.

Het rapport ‘Schieten of niet schieten?’ is het tweede in een reeks onderzoeken waarbij het effect van stress op schietvaardigheid en fysieke vaardigheden van politieambtenaren onder de loep wordt genomen. Centrale vraag is of agenten beter op hun taak zijn voorbereid door extra trainingen met nagespeelde praktijksituaties. Nu is voor elke agent 32 uur per jaar gereserveerd voor schietoefeningen. Dat is niet voldoende, zo blijkt uit het onderzoek.