DNA-onderzoek was laatste en ultieme poging
LEEUWARDEN (ANP) – Het Openbaar Ministerie (OM) in Leeuwarden riep in september per brief bijna 7300 mannen op om wangslijm af te staan in het eerste grootschalige DNA-verwantschapsonderzoek in Nederland. Volgens het OM zou dat „de laatste en ultieme” poging zijn om de dader te vinden van de brute moord op Marianne Vaatstra op 1 mei 1999.
Zo’n onderzoek was jaren onmogelijk en kon pas in gang gezet worden na een wetswijziging per 1 april van dit jaar. Bij een DNA-verwantschapsonderzoek worden personen gevraagd genetisch materiaal af te staan, dat in de zaak-Vaatstra is vergeleken met het DNA dat op het lichaam van Marianne was gevonden en op een aansteker die ze bij zich had.
Het idee achter een verwantschapsonderzoek is dat een match niet direct hoeft te leiden naar de dader zelf, maar naar een familielid van hem. Dan weten politie en justitie in welke ‘hoek’ ze verder kunnen zoeken.
In de zaak-Vaatstra zijn alle mannen opgeroepen die op 1 mei 1999, de dag waarop Marianne dood en verkracht in een weiland bij Veenklooster werd gevonden, tussen de 16 en 60 jaar waren en op maximaal 5 kilometer afstand van het weiland woonden. Justitie ging er al van uit dat de dader een man van Europese afkomst moet zijn, die ten tijde van de moord in de Noord-Friese regio woonde en een bekende was van Marianne.
Op 29 september werd op zeven plaatsen in drie Friese gemeenten (Achtkarspelen, Dantumadiel en Kolummerland) begonnen met het het afnemen van DNA. Ook waren er afnamepunten in Groningen, Drachten, Leeuwarden en Dokkum. De afname gebeurde op vrijwillige basis. Van de 7300 mannen heeft bijna 90 procent DNA afgestaan. In Zwaagwesteinde, Marianne’s woonplaats, was de opkomst zelfs ruim 96 procent.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verwachtte 5 maanden nodig te hebben om al het materiaal te onderzoeken. Details over hoe het kan dat er ruim een maand later al een verdachte is aangehouden, een 44-jarige man die zelf ook DNA heeft ingeleverd, zijn nog onbekend.