De twee verdachten uit Amsterdam zijn eind oktober aangehouden. De raadkamer van de rechtbank heeft deze week het voorarrest van de beide verdachten tot begin februari verlengd.

In de woning waar Run en Opentij zijn gedood, vond de politie in 1997 een bloedspoor dat niet van beide slachtoffers was. Dat leverde destijds geen match op met materiaal uit de landelijke DNA-databank. In oktober dit jaar meldde de politie een mogelijke doorbraak in het onderzoek: het gevonden DNA zou passen bij een man van negroïde afkomst. Deze onderzoeksrichting sloot aan bij een belangrijke tip van misdaadverslaggever Peter R. de Vries.

Op basis van een verwantschapsonderzoek, dat sinds april dit jaar is toegestaan, ontdekte de recherche dat een familielid van een van de verdachten wel in de DNA-bank voorkwam. Na de aanhouding van de twee verdachten bleek na het afnemen van wangslijm dat het DNA van een van de mannen overeenkomt met het gevonden spoor op de moordplek.

„Het onderzoek heeft veel tijd en energie gekost en dat betaalt zich nu uit”, zegt politiecommissaris Nicole Bogers. Ze stelt dat de samenwerking en het vakmanschap van het politiekorps, het Openbaar Ministerie en Peter R. de Vries doorslaggevend zijn geweest in het onderzoek.