Gebak na de kerkdienst
”Groeten uit Zeeland”, staat er op ansichtkaarten die te koop zijn in de hal van hotel Irene. Hét levensteken van de vele vaste gasten die Hotel Irene in Oostkapelle kent. Kwamen er van oorsprong vooral Nederlandse, reformatorische bezoekers, inmiddels staan er ook Duitse auto’s op het parkeerterrein.
De oude villa biedt uitzicht op een maisveld. Een klein speeltuintje achter het hotel ligt er wat verlaten bij. Een ouder echtpaar levert bij de receptiesleutels in, van hun gehuurde fietsen. Twee tienermeisjes –zelfde spijkerrok en zwarte blouse– zemen de raampjes van de deuren naar de recreatiezaal. Een echtpaar uit Staphorst –zij in klederdracht– drinkt binnen aan een tafeltje koffie.
Hotel Irene zit vol. „Bijna vol”, verbetert eigenaar Kees Bostelaar. „Ik heb nog één kamer vrij, voor als er iemand onverwacht belt of aankomt.”
Hoewel veel hotels moeite hebben om het hoofd boven water te houden, gaat het de hoteleigenaar redelijk voor de wind. „Ik zorg dat ik altijd net iets onder de tarieven van hotels in de omgeving zit.” In de laagseizoenweken mikt hij op groepen vakantiegangers. Zo bezoeken al jaren deelnemers aan een vakantieweek van Stichting Dovenzorg Gereformeerde Gemeenten Hotel Irene. Het meest verdient hij echter aan groepen buiten de achterban. „Die geven wat makkelijker geld uit. Ze houden het ’s avonds niet bij één kopje koffie.”
De van oorsprong vaste reformatorische klantenkring van Hotel Irene laat zich de laatste jaren volgens Bostelaar minder vaak zien. Hoe dat komt? „De concurrentie is de afgelopen dertig jaar groter geworden. Eerst ging je als reformatorische hotelbezoeker naar Texel of naar Oostkapelle. Nu zijn er meer christelijke hotels. Ik denk verder dat veel reformatorische christenen ook in de vakantie hun vleugels uitslaan. Als ze jaren hier zijn geweest en een keer naar het buitenland gaan, zie ik hen standaard niet meer terug.”
Het begin van Hotel Irene ligt in het Veluwse Elspeet. Daar kocht Kees Bostelaar samen met zijn vader een hotel. „Het heette Irene, naar een dochter van een vroegere eigenaar. Die naam hebben we toen maar gehouden.” Nadat hij zijn horecapapieren binnen had, kocht hij in 1984 „in een opwelling” het hotel in Oostkapelle. Ook dit logement noemde hij, vanwege de naamsbekendheid, Irene. Die eerste tijd was het bikkelen in Zeeland. „Het hotel bleek aardig vervallen. Wanneer je een deur opendeed, moest je hem met je andere hand tegenhouden, anders viel hij uit de deurpost.”
Al snel wisten vooral veel reformatorische christenen de weg naar Oostkapelle te vinden. „De gereformeerde gemeente zit hier op fietsafstand. En na de kerkdienst serveren we koffie met gebak.’s Middags voor de dienst kunnen mensen een broodmaaltijd krijgen en ’s avond een dinerbuffet.”
In die eerste jaren zaten de douches en wc’s op de gang. Er was nog geen internet en helemaal geen vraag naar televisietoestellen. „Nu weet je gewoon dat je als hotel deze zaken moet brengen; anders komen de mensen niet. Ook niet uit de achterban.”
De zestien kamers (twee- en vierpersoons) hebben een eigen achterplaatsje of balkon. Het kijkt uit op mais. In de lange pluimen beginnen de kolven zich te vormen. Er schuin achter ligt de zee. Na zonsondergang licht de hemel regelmatig helder op door de lampen in de Westkapelse vuurtoren. Het geeft gasten van Irene een echt vakantiegevoel.
Ieder jaar een weekje
Arie Vossestein (51) uit Waverveen gaat al járen elke zomer een weekje naar Hotel Irene in Oostkapelle. De eerste keer, zo’n twaalf jaar geleden, waren de kinderen nog klein. Maar nog steeds –de oudste is inmiddels 22– gaan ze graag mee. „Aan dit hotel kwamen we door de ouders van Kees Bostelaar, die hadden destijds een hotel in Elspeet. Daar gingen we heen, maar het bos is eigenlijk niks voor ons. We vinden het fijn als we ver kunnen kijken. Net als bij ons in Waverveen, dat bij Mijdrecht ligt. De verzorging in het hotel is altijd goed. En het aardige is dat je in het hotel altijd wel mensen van je richting ontmoet. Je praat gewoon makkelijk met elkaar. Andere gasten hebben wel eens aan ons gevraagd: „Zijn jullie nou allemaal familie?”
Op zondag gaat het gezin naar de kerk in Oostkapelle. De rest van de week fietsen de familieleden veel of wandelen ze langs het strand. Ook steden als Vlissingen en Middelburg zijn populair.
De familie Vossestein heeft in Oostkapelle wel eens een week regen gehad. „Maar dat kun je niet echt een dieptepunt noemen. Ook dán is er in de omgeving genoeg te beleven.” Eén hoogtepunt wil Vossestein wel noemen: „Onze zoon kreeg verkering met een meisje dat in het hotel werkt. Volgend jaar hopen ze te gaan trouwen.”
Triptips
– De zee. Bijna alle gasten van Hotel Irene komen voor het strand naar Oostkapelle. Op slechts anderhalve kilometer van het hotel wandel je het meterslange strand op. Zelfs bij vloed is er zand genoeg.
– Deltawerken. Busladingen Japanners bezoeken dagelijks dit waterbouwkundige project. Ook voor Nederlanders een must.
– Mini Mundi in Middelburg is het ‘Madurodam van Walcheren’. De maquettes laten veel bezienswaardigheden van het eiland zien: van de Lange Jan van Middelburg tot de boulevard van Vlissingen.