Kamervoorzitter Gerdi Verbeet: Bijzondere relatie met Psalm 23
Bijna zes jaar hanteert Gerdi Verbeet de voorzittershamer van de Tweede Kamer. Dat is een pittige job met lange dagen. Nu vindt ze het tijd voor een nieuwe uitdaging met meer rust. De 61-jarige sociaaldemocrate wil meer tijd voor familie, vrienden en studie. Maar voor ze vertrekt uit het Haagse gooit ze nog een paar stenen in de vijver.
Het werken met een minderheidskabinet met een gedoogconstructie is haar niet in alle opzichten goed bevallen. Verder moet de Kamer debatteren over onderwerpen die de burger raken en er zou een onderzoek moeten komen naar een vaste zittingstermijn voor de Tweede Kamer.
Wat is er leuk aan het voorzitterschap van de Tweede Kamer?
„Als PvdA-Kamerlid was ik nooit een scherp politiek debater. Ik ben namelijk altijd op zoek naar oplossingen, naar het leggen van contacten en naar de verbinding. Dat is precies wat een voorzitter van de Tweede Kamer moet doen. Daarom past deze baan misschien wel beter bij mij dan het woordvoerderschap. Ik geniet ervan om een vergadering in goede banen te leiden. Dit werk heeft mijn hart. Ik weet natuurlijk niet wat er nog komt, maar dit is echt de mooiste tijd uit mijn leven.”
Waarom stopt u er dan mee na de komende verkiezingen?
„Als ik er nu opnieuw voor kies, doe ik dat voor vijf jaar. Dat is een periode die ik moeilijk kan overzien. Ik ben nu 61, en eerlijk gezegd ben ik vaak erg moe na lange vergaderdagen. En omdat ik me verantwoordelijk weet voor de organisatie van de Tweede Kamer, ben ik er ’s morgens vaak op tijd. Dat vergt op den duur te veel van mij. Ik wil namelijk graag erg oud worden.”
Is de kwaliteit van de Kamerwerkzaamheden in de achterliggende jaren verbeterd?
„We debatteren nu vaker over onderwerpen die de burger interesseren. Dat is ook de reden dat er in het mondelinge vragenuur sinds enige tijd geen vier maar zes vragenseries aan de orde komen. Maar we zijn er nog niet. Laat de Tweede Kamer gezamenlijk onderzoeken wat de kiezers bezighoudt en zich daarop richten.
Verder worden de toezeggingen van de regering nu heel precies geregistreerd en snel gepubliceerd. Op dat punt zijn er stappen gezet. Maar het kan altijd nog beter.
Ik denk dat de woordkeuze van politici gemiddeld genomen ook eenvoudiger is geworden, maar ook hier zijn we er niet. Onlangs waren er debatten over de eurocrisis die ik nauwelijks kon volgen. Ook niet-deskundigen die het debat beluisteren, moeten kunnen begrijpen waarover het gaat.
Natuurlijk waren er momenten waarop een debat te sterk ging over de personen en niet over het onderwerp. Dat waren níét mijn favoriete momenten.”
Is het voorzitterschap moeilijker geworden door de opkomst van het populisme?
„Dat vind ik niet. Soms gaat het er nu hard aan toe, zoals bij de botsing tussen Rutte en Wilders tijdens de algemene beschouwingen van vorig jaar waarin ze elkaar opriepen om „effe normaal” te doen. Politici zijn ook maar mensen. Maar eigenlijk hoort het natuurlijk niet zo. Als ze, zoals het hoort, via de voorzitter hadden gesproken, was dit niet gebeurd.”
Zijn de kwaliteit en de kracht van het parlement verbeterd of verslechterd in de achterliggende jaren?
„Verbeterd. Als voorbeeld noem ik Europese vraagstukken. De Kamer signaleert nu in alle commissies heel systematisch wat er in Brussel gebeurt.
Verder benut de Tweede Kamer het eigen onderzoeksbureau beter dan eerst, waardoor de controle steeds professioneler wordt.”
Hoe is dat u bevallen, zo’n minderheidskabinet met een gedoogpartner?
„Ik had me daar eerlijk gezegd meer van voorgesteld. In de praktijk bleken er in de achterliggende periode drie soorten Kamerleden te bestaan. Allereerst de politici van de coalitie, VVD en CDA, die veel voorinformatie hadden. De tweede groep bestond uit de politici van gedoogpartner PVV die bij bepaalde kwesties nauw betrokken waren en daardoor meer wisten. Dat gold overigens soms ook voor de SGP. En dan de derde groep Kamerleden, de oppositie, die echt een informatieachterstand had. De voorzitter komt op voor een gelijk speelveld. Dan had ik liever een echt minderheidskabinet gehad.”
Had u met ieder Kamerlid contact of waren er ook die u nauwelijks kende?
„Ik heb met de meeste Kamerleden wel persoonlijk contact gehad. Vooral met degenen die in de persoonlijke sfeer verdrietige gebeurtenissen meemaakten. Maar ook bij vreugdevolle momenten wilde ik er zijn. Ik heb vele spaarpotten uitgereikt aan kersverse moeders én vaders. Als ik eet in het Kamerrestaurant, zoek ik ook altijd andere Kamerleden op en dan let ik niet op de politieke kleur. In mijn eentje eten, dat doe ik niet graag.”
Hoe bent u eigenlijk bij de PvdA terechtgekomen?
„Mijn opa en oma stemden die partij, mijn ouders waren lid. Het is gewoon mijn club. Ik moet er niet aan denken dat ik daar niet op zou kunnen stemmen. Ik heb nooit een moment getwijfeld. Ik heb nooit op een andere partij gestemd en dat ook nooit overwogen. Ik ben wat dat betreft hondstrouw.”
Welke politici bewondert u?
„Ik ben lid van de partij geworden toen Joop den Uyl aan het roer stond. Hij kon mensen inspireren. Ik keek ook wel naar vrouwelijke politici. Dat de sociaaldemocrate Golda Meïr het in Israël tot premier schopte, vond en vind ik fantastisch.
Ook ben ik trots op Drees. Hij zorgde ervoor dat de AOW er kwam. Ik kan me nog levendig herinneren dat mijn overgrootmoeder, opoe Van Daalen, voor het eerst staatspensioen kreeg. Dat was voor de emancipatie van ouderen een geweldige stap. Tot dat pensioen woonde opoe elke vier weken bij een andere dochter omdat geen van de gezinnen alleen haar kost en inwoning kon betalen. Nadat opoe haar AOW kreeg, kon ze bij één kind vast blijven wonen. Dat was geweldig.”
Maar Drees was heel anders dan Den Uyl. De eerste stond bekend als zuinig, de tweede niet.
„Elke politicus is een kind van zijn tijd. Drees zou in de huidige tijd met al dat mediageweld niet kunnen aarden. Alle PvdA’ers behoren zuinig te zijn. Zij weten als geen ander dat tekorten ook weer opgebracht moeten worden door de kleine man. Ik kan me ontzettend ergeren aan het beeld dat PvdA’ers maar overheidsgeld over de balk smijten. We zijn het aan onze stand verplicht om zuinig met belastinggeld om te gaan.”
Wat vindt u van het huidige kiesstelsel? Kan er door de grote wisselingen per verkiezing en door de versplintering nog wel een stabiele regering worden gevormd?
„Dat vind ik een lastige. Vijf verkiezingen voor de Tweede Kamer binnen tien jaar is veel. Sommigen pleiten voor een kiesdrempel. Daar ben ik tegen. Evenredige vertegenwoordiging vind ik mooi. Minderheden moeten een plek houden in het parlement. Bovendien zou een kiesdrempel ons in de huidige politieke constellatie, waarin alle grote partijen middelgroot zijn, niet helpen. Waar ik wel serieus over zou willen nadenken is een vaste zittingstermijn voor de Tweede Kamer, net als nu geldt voor gemeenten en provincies. Als het kabinet dan valt, moeten de fracties binnen de bestaande politieke verhoudingen een nieuwe coalitie vormen.
Een tweepartijensysteem zoals in de Verenigde Staten, daar voel ik helemaal niets voor. Dan krijg je de politieke discussies niet in het parlement, maar binnen de politieke partijen. De opkomst in de Verenigde Staten bij verkiezingen is gemiddeld lager dan bij ons en ook het vertrouwen in de politiek is aan de andere kant van de oceaan beslist niet groter. Laten we het maar goed doen met het systeem dat we nu hebben. Het gaat niet om de vorm, maar om de inhoud.”
Een Amsterdamse predikant pleitte onlangs voor het opheffen van christelijke partijen. Christenen zouden actief moeten worden in andere politieke partijen. Wat vindt u daarvan?
„De christelijke partijen hebben een eigen inbreng in het parlement. Ik zou het jammer vinden als dat zou verdwijnen. Het zou eigenlijk een verlate doorbraak betekenen. Mijn moeder was ook religieus, maar koos in 1946 bewust voor de PvdA, maar andere christenen niet. Dat toont de relevantie aan van christelijke partijen.”
Wat gaat u doen na uw afscheid?
„Oude bekenden bezoeken. Er leven nog twee zussen van mijn moeder. Die heb ik al lang niet meer gezien. Ze zijn te oud om naar Amsterdam te komen, dus ik wil snel naar ze toe.
Ik ga in ieder geval geen boek schrijven over mezelf. Ik voel er niets om over dingen die mensen mij in vertrouwen hebben meegedeeld, letterlijk een boekje open te doen.
Als ik ga schrijven, dan schrijf ik een boek over mijn moeder. Ze is 94 geworden en heeft de hele 20e eeuw meegemaakt. Het was een bijzondere vrouw.
Verder zou ik graag mijn Duitse en Franse spreekvaardigheid ophalen. Ik ga ook mijn kennis over de nieuwe media verhogen. In ieder geval ga ik niet twitteren en niet op Facebook. Ik heb geen zin om allerlei ditjes en datjes wereldkundig maken.
Maar eerst moet ik een nieuwe baan zoeken, maar die moet niet meer zo druk zijn als de huidige.”
U zei net dat uw moeder religieus was. Welke betekenis heeft het christelijk geloof voor u?
„Ik ben niet gelovig opgevoed, dus ik weet ook niet wat ik mis. Mijn moeder was dan wel religieus, maar mijn vader niet. Mijn moeder heeft tot het laatst van haar leven gebeden en daar ook troost door ervaren.
Wat ik mooi vind van het christelijke geloof is de betrokkenheid op elkaar. Als ik in het buitenland kom, bezoek ik graag kerken. Heel bijzonder is het om je te realiseren dat daar dan al vele generaties komen om het geloof te belijden en steun te zoeken bij elkaar. Gelovigen staan in een keten. Ik steek dan ook altijd een kaarsje aan voor mijn moeder, omdat ik weet dat het geloof voor haar zo belangrijk was. Ik deel ook bijna alle christelijke normen en waarden. Die vind je overigens voor het grootste deel ook terug in het jodendom en bij de islam.”
En het geloof in een persoonlijke God?
„Nee. Ik denk dat de meeste mensen dat van huis uit meekrijgen of via een bijzondere openbaring tot geloof komen. Mijn moeder heeft het geloof nooit overgedragen op de kinderen. Misschien wel vanwege mijn vader; die was agnost. Ik vind dat wel jammer, soms. Maar het is zoals het is.”
Wellicht krijgt u na uw afscheid ook gelegenheid om daarmee aan de slag te gaan.
„Wie weet.”
Zijn er bepaalde christenen die u inspireren?
„Ik heb vrij veel in de Bijbel gelezen en ben geraakt door de verhalen. Het gaat daar over vragen die ons ook nog bezighouden: jaloezie, emotie, schuldgevoelens enzovoort.
Met Psalm 23 heb ik een bijzondere relatie. Ik had een gelovige Ghanese jongeman die mijn huis schoonmaakte. Hij legde regelmatig de Bijbel open op mijn bureau. Toen ik aan mijn voorzitterschap van de Kamer begon, was dat Psalm 23, die gaat over God als herder. Ik heb die toen ook weer gelezen. Dat was troostvol.”
Levensloop Gerardine Alida Verbeet
Gerdi Verbeet wordt op 18 april 1951 geboren te Amsterdam. Na een niet voltooide studie sociale geografie behaalt ze haar akte mo-A Nederlandse taal- en letterkunde. Aan de mo-B- opleiding begint ze wel, maar ze maakt deze niet af. Nadat ze enkele jaren voor de klas staat, raakt ze betrokken bij de beleidsvorming van het leerlingwezen. In 1994 wordt ze politiek adviseur van staatssecretaris Netelenbos van Onderwijs en daarna van PvdA-fractievoorzitter Melkert. In 2001 komt ze zelf in de Tweede Kamer en vanaf 6 december 2006 hanteert ze de voorzittershamer. Ze is getrouwd met oud-Tweede Kamerlid en oud-commissaris van de Koningin Wim Meijer. Ze heeft twee zoons, twee stiefdochters en zeven kleinkinderen.