DNA-onderzoek in zaak-Vaatstra laatste kans om dader te vinden
DRACHTEN – Het DNA-onderzoek dat donderdag in de zaak-Vaatstra werd aangekondigd, is het grootste dat ooit in Nederland is gehouden, zo werd donderdag duidelijk tijdens een persconferentie in Drachten.
De 16-jarige Marianne Vaatstra uit Zwaagwesteinde werd in de nacht van 30 april op 1 mei 1999 vermoord en verkracht in een weiland bij Veenklooster. Ondanks eerder DNA-onderzoek onder zo’n duizend mannen en jarenlang onderzoek, is de dader tot nu toe spoorloos.
Sinds vijf jaar is een speciaal team van de politie bezig met de zaak. Het gaat om rechercheurs die in 1999 niet bij het onderzoek betrokken waren. Onder meer door het werk van dit team is er een haar van de vermoedelijke dader aangetroffen op een aansteker die in de tas van Marianne Vaatstra zat. De aansteker was niet van het slachtoffer, maar vermoedelijk van de dader. Hij was in Leeuwarden gekocht.
Het gestarte DNA-onderzoek is een zogeheten verwantschapsonderzoek. Door deze methode kan het erfelijk materiaal van de 8080 mannen en hun mannelijke familieleden vergeleken worden met dat van de dader.
De mannen die worden opgeroepen voor het DNA-onderzoek zijn 8080 personen die ten tijde van de moord tussen de 16 en de 60 jaar oud waren en binnen een straal van 5 kilometer rond de plaats delict woonden. De lijst werd mede opgesteld na consultatie van een Britse deskundige.
Op basis van het aangetroffen DNA van de moordenaar en de sporen in en om de plaats delict concludeerde die deskundige verder dat zowel de vader als de moeder van de dader hoogstwaarschijnlijk van West-Europese afkomst is en dat de dader vermoedelijk een bekende van Marianne Vaastra was.
De test wordt uitgevoerd bij mannen uit de dorpen Buitenpost, Twijzelerheide, Twijzel, De Westereen, Kollum, Kollumerzwaag, Oudwoude, Zwagerbosch, Westergeest, Triemen en Augsbuurt.
Deelname aan het onderzoek is vrijwillig. Maar als mensen weigeren mee te werken, zal de politie wel informeren naar de reden van de weigering, aldus hoofdofficier van justitie Bronsvoort donderdag. Zo nodig doet de politie dan ook onderzoek. „Maar dat is ook afhankelijk van de reden die wordt opgegeven, en de aantallen weigeraars.”
Overigens lijkt de bereidheid om mee te werken in de omgeving groot. Eind mei wees een peiling op de populaire internetkrant Wâldnet uit dat 92 procent van de 6000 respondenten voor een DNA-onderzoek was.
Opvallend is ook dat toenmalige bewoners van het asielzoekerscentrum in Kollum bij het onderzoek worden betrokken. Meteen na de moord wezen veel mensen uit de regio naar het azc, waar volgens hen de dader vandaan zou komen.
Het DNA-profiel van de dader wijst echter uit dat het hoogstwaarschijnlijk is dat hij zowel een West-Europese vader als moeder heeft. Hoofdofficier Bronsvoort wilde donderdag niet zeggen hoeveel West-Europese asielzoekers er ten tijde van de moord in het azc zaten.