Buitenland

„De solidariteit is hetzelfde gebleven”

De staatsgreep in Chili op 11 september 1973 bracht wereldwijd een schok teweeg. Salvador Allende, die drie jaar eerder aan de macht was gekomen, had fellowtravellers naar het land getrokken. Die wilden het socialistische experiment daar van dichtbij meemaken. Zoals ook sympathisanten naar China, de Sovjet-Unie of Cuba reisden om daar aan de slag te gaan. Hoe zit het met die solidariteit na dertig jaar? „Die is in principe hetzelfde gebleven”, aldus Liduine Zumpolle, staflid van de progressief-kerkelijke organisatie Pax Christi. Ze nam in de jaren zeventig deel aan een werkbrigade naar Cuba.

Marie van Beijnum
10 September 2003 11:19Gewijzigd op 14 November 2020 00:33
SANTIAGO - De staatsgreep van 11 september 1973: Chileense troepen nemen het presidentiële paleis van Salvador Allende onder vuur. - Foto EPA
SANTIAGO - De staatsgreep van 11 september 1973: Chileense troepen nemen het presidentiële paleis van Salvador Allende onder vuur. - Foto EPA

De in 1944 geboren Zumpolle studeerde aan de sociale academie en volgde later een postacademische studie internationale betrekkingen. In de jaren zestig kwam ze als studente voor een stage in de krottenwijken van Colombia terecht. Later werkte ze aan een universiteit in de hoofdstad Bogota en maakte ze de opkomende boerenbeweging mee, die het vuur nauw aan de schenen werd gelegd. Daarop besloot zij in Nederland een campagne voor landloze boeren in Colombia te beginnen. „Het groeide uit tot een levenslange verbondenheid met Zuid-Amerika”, licht ze toe.

Van grote afstand volgde ze destijds het Cubaanse experiment. „Daar was het gelukt, zei men; daar waren ze erin geslaagd zich van onrechtvaardige structuren te ontdoen.” De ambitieuze Zumpolle wilde dat met eigen ogen zien. Op Cuba komen was niet eenvoudig. Daarom schreef ze zich in 1974 bij vriendschapsvereniging Venceremos in voor een werkbrigade in Cuba - samen met jongeren uit heel West-Europa. Via een lange omweg langs Rusland en Canada kwam de groep ten slotte in Cuba aan. De deelnemers moesten werken in de bouw van huizen en scholen en in de oogst van citrusfruit. „Wij werden op het platteland in een kamp geplaatst. Totaal afgesloten van het Cubaanse volk. Ieder contact met gewone Cubanen werd vermeden. En als we dat al hadden, bleken veel Cubanen stroef en gesloten en straalden ze niet het vrolijke uit dat je verwachtte van een feestelijke revolutie. Pas veel later kon je de dingen in een context plaatsen. Eens ben ik het kamp uitgebroken en heb ik een boerenfamilie bezocht waarvan de opa het beleid van Castro hevig kritiseerde. De familie was veel land ontnomen en ze werd gedwongen gewassen te verbouwen die niet wilden aarden.”

Bij terugkomst in het kamp bleek de leiding ’not amused’ en moest Zumpolle naar de vertaalafdeling, met het doel meer in de gaten te worden gehouden. „Gedurende de laatste week werden we naar allerlei indrukwekkende bouwprojecten, modelscholen en landbouwexperimenten gesleept. Wisten wij veel. We mochten bewonderen maar werden op de vingers getikt als we te veel vragen stelden. Achteraf bezien was het een volstrekte propagandashow.”

Terug in Europa hadden de leden van de brigade een verplichting tegenover Venceremos. Er werd van hen verwacht dat ze via hun eigen kanalen bericht zouden doen van het succes van de Cubaanse revolutie. Zumpolle woonde twee keer een vergadering van Venceremos bij. „Ik had er geen tijd voor, want ik was weer druk met Colombia. Bovendien waren het onaangename bijeenkomsten. Venceremos duldde geen kritiek. Men beproefde de aloude stalinistische vergadertechniek.”

Uiteindelijk schreef Zumpolle een stukje voor een architectentijdschrift, waarin ze oprecht en enthousiast melding maakt van een bezoek aan een modelschool op het platteland waar hoofdarbeid en arbeid op het land ideaal werd gecombineerd. „Later bleek dit een van de vele vormen van vrijwilligerswerk te zijn dat Cubanen tot op de dag van vandaag verplicht zijn te verrichten. In feite heeft de bevolking de zogenaamde gratis gezondheidszorg en onderwijs hiermee zelf betaald”, verklaart ze.

Tot 1989 had Zumpolle, inmiddels werkzaam bij Pax Christi, geen contact met Cuba. Het was de tijd van de val van de Muur, de Sovjet-Unie trok de handen af van Cuba, wat het eiland miljarden aan subsidies kostte. „Diverse Latijns-Amerikaanse kerkelijke counterparts zeiden dat het economisch flink bergafwaarts ging in Cuba. Men drong erop aan dat organisaties als Pax Christi uit West-Europa in dialoog met het bewind zouden gaan en de ontwikkelingen niet zouden overlaten aan de Amerikanen.”

Zo werd het idee geboren een missie van Pax Christi naar Cuba te sturen. „Het had heel wat voeten in aarde voordat het zover was, vooral toen de ambassade te horen kreeg dat we niet uitsluitend staatscontacten wilden spreken, maar ook gewone mensen, ”lumpen” genoemd. Die laatste wens bleek ten slotte onverteerbaar voor Castro en de zijnen.”

Eenmaal op Cuba gingen de delegatieleden „tot verbijstering van het regime, dat zich dag en nacht bij de delegatie opdrong en alles wilde orkestreren, hun eigen gang”, en wel op de fiets. Een en ander had een enorme ruzie tot gevolg, waarna het met de Cubaanse autoriteiten nooit meer goed is gekomen. Sindsdien werd Pax Christi officieel de toegang tot Cuba geweigerd.

Pax Christi voerde van meet af aan een kritisch beleid ten opzichte van het Cubaanse bewind, benadrukt Zumpolle, „een koers die met de jaren alleen maar kritischer is geworden.” „Zolang dit regime aan de macht is, zal er geen enkele hoop op dialoog of democratisering zijn. Europa heeft zich tot voor kort altijd zand in de ogen laten strooien”, aldus Zumpolle. „Vandaag de dag is de gruwelijke werkelijkheid in Cuba genoegzaam bekend. Niemand kan meer zeggen: We hebben het niet geweten.” Pax Christi Nederland heeft volgens Zumpolle gedurende de laatste tien jaar juist essentieel bijgedragen aan een politieke omslag in Europa ten aanzien van Cuba.

Zumpolle heeft geen goed woord over voor oude aanhangers van Castro die weigeren te erkennen dat ze het ooit mis hadden en die, sterker nog, het regime tegen beter weten in blijven steunen. Dat gebrek aan moed verwijt ze ook de schrijver Harry Mulisch, die zijn sympathie voor de Cubaanse revolutie tot op heden uitdraagt.

„De solidariteitsbrigade was niet het moment dat mijn ogen werden geopend voor wat er werkelijk gaande was in Cuba”, erkent Zumpolle. Dat gebeurde pas bij het bezoek van Pax Christi. „De werkelijkheid van de mensenrechten leren kennen in een geïsoleerd werkkamp, is per definitie onmogelijk.” Met haar gedrevenheid wil Zumpolle vooral „recht doen aan burgers die het slachtoffer zijn van onderdrukking en oorlogsgeweld, ongeacht de politieke kleur van het land of het regime dat het betreft.” Wel is ze na dertig jaar de verschillende spelers in het spel scherper gaan beoordelen. „De gewapende strijd in Latijns-Amerika voor politieke veranderingen is volkomen passé en contraproductief gebleken. Die heeft als een boemerang gewerkt en is verworden tot pure criminaliteit. Hoeveel ellende heeft Castro niet veroorzaakt met zijn gestook in Latijns-Amerika en elders? De vruchten daarvan ervaren we nog dagelijks in landen als Colombia, waar de destructie van de guerrilla op haar beurt een bloedig paramilitair antwoord oproept, met als gevolg een interne oorlog van veertig jaar, waarvan uitsluitend de burgers het slachtoffer zijn geworden.”

Dit is het eerste deel in een drieluik over de andere 11e september: de militaire coup in Chili van 11 september 1973.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer