Top VUmc krijgt geen vat op ruzies
AMSTERDAM – Het leek een eenmalig, professioneel verschil van inzicht tussen een handjevol artsen. Inmiddels blijken de verhoudingen in grote delen van het Amsterdamse VU medisch centrum grondig verziekt. Wat ging er mis?
Maart 2011 overlijdt op de afdeling intensive care van het VUmc een ernstig verzwakte patiënt die leed aan longkanker en levercirrose als gevolg van alcoholmisbruik. Artsen binnen het ziekenhuis zijn verdeeld over de beste behandeling. Twee specialisten, werkzaam op de afdelingen longziekten en longchirurgie, adviseren een inwendig onderzoek van de luchtwegen. De artsen op de ic-afdeling zien daar vanwege diens slechte conditie vanaf. De patiënt komt aan de beademing en overlijdt binnen 48 uur.
Een interne onderzoekscommissie van het VUmc komt vervolgens tot de conclusie dat het overlijden van de patiënt niet als calamiteit valt aan te merken. Ook een commissie van externe deskundigen, aangezocht door het ziekenhuis, bevestigt dat er „in strikte zin” geen sprake was van een calamiteit.
Het hoofd van de afdeling longchirurgie besluit het sterfgeval desondanks op persoonlijke titel als calamiteit te melden bij de zorginspectie, zonder de raad van bestuur en de betrokken ic-artsen daarvan in kennis te stellen. Zijn verwijt is dat de ic-artsen onvoldoende hebben geluisterd naar de behandeladviezen van specialisten van andere afdelingen; volgens hem een structureel probleem. De chirurg krijgt intern het verwijt te hard van stapel te zijn gelopen. Een deel van de ic-artsen wil hem niet meer op hun afdeling zien.
Zomer 2011 presenteert de zorginspectie een conceptrapport over de kwestie. Vast staat volgens de toezichthouder dat er serieuze samenwerkingsproblemen bestaan tussen diverse specialisten in het Amsterdamse ziekenhuis. „De achterliggende structurele problemen die hebben geleid tot deze calamiteitenmelding zijn een potentieel gevaar voor de kwaliteit van zorg voor de ic-patiënten”, staat in het concept-rapport. De zorginspectie merkt verder op dat het specialisten vrij staat om sterfgevallen te melden als calamiteit, en noemt dat „niet onwettig.” De raad van bestuur van het VUmc onder leiding van voorzitter E. B. Mulder nuanceert de samenwerkingsproblemen en distantieert zich van het rapport.
In het vertrouwelijke eindrapport van de inspectie van 23 november 2011 geeft de inspectie Mulder en de zijnen de wind van voren. De top had de slechte communicatie moeten opmerken en moeten ingrijpen. Omdat dat tot dan toe achterwege is gebleven, gelast de inspectie het ziekenhuis dat alsnog te doen. Nadat delen van het inspectierapport uitlekken naar de media kaart een aantal Tweede Kamerleden de kwestie aan bij zorgminister Schippers. Zij laat op 16 december 2011 schriftelijk weten dat de raad van bestuur aan de slag is gegaan met een verbeterplan en dat het vertrouwen met de inspectie weer is hersteld.
In maart laait de ruzie tussen de specialisten achter de schermen echter weer in alle hevigheid op. Belangrijkste reden is dat de longchirurg die op eigen houtje naar de inspectie stapte, zijn werkzaamheden, na diverse interne gesprekken, weer heeft hervat. Ongeveer de helft van de chirurgen van de afdeling heelkunde stuurt daarop een brandbrief naar de raad van bestuur. Daarin stellen zij dat de longchirurg in de ruzie die uitbrak na het overlijden van de patiënt in maart 2011 in hun ogen zo onhandig en zo solistisch heeft geopereerd dat hun vertrouwen in de arts onherstelbaar is beschadigd.
De raad gaat met de briefschrijvers om tafel en neemt vervolgens een extern mediationbureau in de arm dat de bemiddelingsgesprekken begeleidt. In die gesprekken gaat het van dik hout zaagt men planken en wordt de longchirurg, die overigens een toegewijd professional wordt genoemd, gekapitteld vanwege zijn eigengereid en solistisch optreden. De visies die betrokkenen geven op de achtergrond van de onderlinge ruzies tussen hem en sommigen van zijn afdeling versus de artsen van de intensive care zijn zo divers en gaan soms zo ver terug in de tijd, dat het externe mediationbureau concludeert dat verdere bemiddeling zinloos is.
Als de chirurg door ziekte uitvalt, trekken andere longartsen bij de inspectie aan de bel omdat ze vrezen dat de continuïteit van zorg gevaar loopt. Zodoende komt de inspectie achter de brief van maart, waarin tal van collega’s het vertrouwen in de longchirurg opzegden. Omdat het ziekenhuisbestuur die brief niet bij de inspectie heeft gemeld, wordt het VUmc onder verscherpt toezicht geplaatst.