In Nederland bestaan drie vormen van moedermelkdonatie, vertelt Stefan Kleintjes van Kenniscentrum Borstvoeding. „Bij de Moedermelkbank wordt in een onderzoekssetting melk gedoneerd. Ze zoeken er uit of gedoneerde moedermelk beter is voor premature kinderen dan poedermelk. Daarnaast is er het MoedermelkNetwerk. Dat koppelt moeders met te veel melk aan vrouwen met te weinig of geen moedermelk. En dan zijn er nog informele netwerken, zoals vriendinnen of zussen die elkaar helpen. Via Twitter of internetfora wordt het ook soms geregeld.”

Aan moedermelkdonatie kleven wel medische risico’s. Zo kunnen kinderen via de melk besmet worden met ziektes zoals hiv, aids, hepatitis B en C en syphilis. Ook mogen donoren niet roken of drugs gebruiken en maar matig alcohol drinken, omdat anders schadelijke stoffen via de melk terecht kunnen komen bij de baby. Daarom worden donoren door de Moedermelkbank en het MoedermelkNetwerk gescreend en wordt hun bloed getest op overdraagbare aandoeningen. Dat gebeurt niet altijd in de informele netwerken.

„Daar wordt gedoneerd op basis van vertrouwen”, vertelt Erica Post, kinderarts in het Anthonius Ziekenhuis in Utrecht/Nieuwegein. „Als je denkt dat de kans groot is dat een vrouw aids heeft, moet je maar geen donormelk van haar accepteren.” Volgens Post is moedermelk sowieso beter dan poedermelk, vooral voor prematuren. „In moedermelk zitten stoffen die ervoor zorgen dat de darmen en de hersenen rijpen. Ook onder andere antistoffen krijgt een kind mee via de moedermelk.”

Het MoedermelkNetwerk helpt twee tot drie vrouwen per maand aan een of meerdere donoren. Bij de Moedermelkbank zijn tot nu toe 20 zuigelingen voorzien van donormelk. Hoeveel vrouwen gebruik maken van informele netwerken, is moeilijk in te schatten

Van 1 tot 7 augustus is het weer wereldborstvoedingsweek, waarmee de wereldgezondheidsorganisatie WHO aandacht wil vragen voor het belang van borstvoeding.