Met DNA op zoek naar familie van de verdachte
DEN HAAG (ANP) – Sinds april is het wettelijk mogelijk om DNA-verwantschapsonderzoek in te zetten in ernstige strafzaken. Daarmee kunnen familieleden van mogelijke daders worden geïdentificeerd. Dit soort onderzoek kan worden ingezet als de opsporing vastloopt en er geen verdachte wordt gevonden.
Voor het eerst wil het Openbaar Ministerie (OM) in een zaak, die van de in 1999 vermoorde Marianne Vaatstra, familieleden van een verdachte proberen te vinden door onder een deel van de bevolking in het gebied van de moord DNA-verwantschapsonderzoek te doen. Er zijn verschillende manieren om dergelijk onderzoek te doen.
In de zaak-Vaatstra is het DNA dat op haar lichaam is gevonden en op een aansteker die in haar tas zat, door de landelijke DNA-databank gehaald. Dit ‘gewone’ onderzoek leverde geen matches op met de meer dan 140.000 profielen van verdachten, veroordeelden en overleden slachtoffers van onopgeloste misdrijven.
Daarna is een zoektocht in de databank begonnen naar mogelijke familieleden van de verdachte. Zoals het er nu naar uitziet, levert dat ook geen resultaten op.
Daarom wil het OM een stap verder gaan. Omdat de verdachte een man is, zullen mannen uit de betrokken regio worden gevraagd DNA-materiaal af te staan, om te kijken of ze verwant zijn aan de ‘eigenaar’ van het gevonden DNA. Het gaat mogelijk om enkele duizenden mannen, maar het justitie kan nog niet zeggen hoeveel personen de vraag krijgen. De top van het OM moet eerst beslissen of het onderzoek doorgaat.
Eerder onderzoek wees uit dat de mogelijke dader West-Europees is. De aansteker waarop zijn DNA is gevonden, zat in de tas die Marianne bij zich had. Beide zaken wijzen er mogelijk op dat het meisje de dader kende en dat hij uit de omgeving kwam.
Volgens een woordvoerder van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zal, als het verwantschapsonderzoek doorgaat, worden gekeken naar de mannelijke lijn. „Alle mannelijke verwanten hebben namelijk hetzelfde Y-chromosomale profiel.” Op deze manier kunnen de dichtstbijzijnde mannelijke familieleden geïdentificeerd worden. Als er inderdaad een mogelijke verwant wordt gevonden, moet wel nog gecontroleerd worden of hun vader, zoon of broer inderdaad de verdachte is, door diens DNA te vergelijken met het materiaal dat bij Marianne is gevonden.
Mocht op deze manier niks worden gevonden, dan kan ook de moederlijke DNA-lijn bekeken worden. Dat is wel veel bewerkelijker, kostbaarder en tijdrovender, zegt het NFI. Het is te zijner tijd aan justitie om over zo’n vervolgonderzoek te beslissen.