Afgeknapt op de gezinsvoogd
Haar relatie met de christelijke jeugdzorginstelling SGJ eindigde in een enorme domper. Moeder Miranda Boer: „Gelukkig is het allemaal achter de rug.”
„Op dat moment was de maat voor mij vol”, zucht Boer. De moeder van twee dochters zit thuis aan tafel. Ze tikt op een uitgeprinte e-mail die ze eind vorig jaar verstuurde naar de christelijke jeugdzorgorganisatie SGJ.
Boer woont alleen sinds zij en haar echtgenoot besloten vanwege een zwaar verstoorde verstandhouding van tafel en bed te scheiden. Vanwege de nasleep van de scheiding plaatste de kinderrechter haar dochters, beiden op basisschoolleeftijd, enkele jaren geleden onder toezicht van een instelling voor gezinsvoogdij.
Dat werd de SGJ, zegt Boer, kerkelijk behorend tot de rechterflank van de gereformeerde gezindte. „Vanwege onze achtergrond hadden we daar bewust om gevraagd.” Weer trekt ze het mailbericht naar zich toe. Ze schrijft erin geen vertrouwen meer te hebben in de SGJ-gezinsvoogden die ze kreeg toegewezen. „Gelukkig is het nu allemaal achter de rug.”
Boers eerste ervaringen met de SGJ zijn „wisselend tot goed.” Dat verandert als ze in 2010 te maken krijgt met een nieuw duo: een pas bij de SGJ begonnen, vrouwelijke kracht en een meer ervaren voogd.
Boer: „Een van mijn eerste vragen was hoe ik me de communicatie moest voorstellen tussen mij, de voogden en de hulpverleners die al met ons gezin meekeken. Dat waren er drie. Een jeugdpsychiater voor mijn oudste, Leontine, die kampt met een autistische stoornis, een gz-psychologe van een particuliere praktijk voor begeleiding bij gezinsproblemen én een psychosociaal zorgverlener van een thuiszorginstelling.” Boer heeft nog geen antwoord gehad als de gz-psychologe en de psychosociaal zorgverlener haar aanschieten. „Om na te gaan of het beeld dat ze van mij hadden, klopte, hadden de voogden achter mijn rug om de evaluatieverslagen van de hulpverleners opgevraagd. Als reden gaven ze op dat ze zich ernstig zorgen maakten over mijn opvoedkundige vaardigheden. Ik schrok, want dat hadden ze mij nooit rechtstreeks gezegd.”
Om de verstandhouding niet te verstoren, stemt Boer in met het verzoek. De gz-psychologe rapporteert: „Moeder is betrokken en liefdevol en begrenst ongewenst gedrag van de kinderen op een goede manier.” De psychosociaal zorgverlener meldt over Boer: „Ze heeft veel bagage om de kinderen te bieden wat ze nodig hebben. Ze is duidelijk, biedt structuur en veiligheid.”
Over Boers dochters stelt de zorgverlener: „Ze maken op een makkelijke manier contact met mij en vertellen hoe het gaat op school en wat ze soms lastig vinden, ook wat de gezinssituatie betreft.”
Het op een gemakkelijke manier contact maken met Boers dochters gaat de SGJ-gezinsvoogden minder goed af. Op een koude winterdag, begin januari, belt een van de voogden op: Over ruim een week komen ze langs om Boers dochters op te halen voor een gesprek buitenshuis, zonder haar.
Als het zover is, staat alleen de beginnende voogd op de stoep. Haar collega is wegens ziekte afwezig. „Ze vroeg om paraplu’s en stapte met de twee naar buiten. Zo de regen in, naar de bouwmarkt en de McDonald’s”, blikt Boer terug.
De dagen erna is de autistische Leontine ernstig uit haar doen. „Ik kan me voorstellen dat je dit best als heftig hebt ervaren”, laat de voogd de bezorgde Boer laconiek in een mailtje weten. Ze belooft het mislukte uitje snel „neer te zetten” als agendapunt.
In de meivakantie, als de kinderen bij hun vader zijn, staan de voogden daar voor de deur, nu voor een alleen met vader besproken uitje. Daarvoor zijn er drie gesprekken geweest tussen Boer en de SGJ. „Daarin gaven de voogden vooral hun visie op onze gezinssituatie, maar de verslagen van de gezinshulpverleners bleven onbesproken. Ze deden alsof die stukken er niet waren”, zegt Boer.
Als Leontine ziet wie de bezoekers zijn, schiet het meisje uit haar slof. „Ik hoef jullie niet”, geeft het kind de voogden verontwaardigd te verstaan. De voogden zetten door. „Niet leuk”, antwoorden haar dochters als Boer de twee later vraagt hoe het was. De voogden hebben een andere indruk. „De kinderen reageerden normaal en hadden plezier”, schrijven ze in het dossier.
Hartje zomervakantie escaleert de zaak. Boer en haar dochters bakken een cake als de seniorvoogd onaangekondigd belt en vraagt naar Leontine. „Over twee weken ga je weer met een van ons naar de McDonald’s”, kondigt hij aan.
Het meisje kruipt achter de computer. „Één ding wil ik niet en dat is met hen weg zonder mama”, zo lucht ze per mail haar hart bij de gz-psychologe met wie ze wél een hechte vertrouwensband heeft. „Ik vertrouw de voogden niet, ik vind ze eng.” De vrouwelijke voogd geeft opnieuw niet op en belt na een paar dagen met Leontine. „Ze eiste een een-op-een-evaluatiegesprek met mijn kind, omdat ze die mail had gestuurd”, zegt Boer.
Een vertrouwenspersoon van het onafhankelijke Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), door Boer enkele maanden daarvoor al in de arm genomen om haar bij te staan in de contacten met de SGJ, probeert te bemiddelen. Als de SGJ weigert om even te overleggen, trapt hij op de rem. Hij eist dat het gesprek dat Leontine onder geen beding meer wil voeren alleen in zijn aanwezigheid doorgang zal vinden en adviseert een time-out.
De voogden blazen het gesprek af, maar van een afkoelingsperiode willen ze niet weten. Leontine moet psychologisch worden onderzocht door een door de SGJ aan te wijzen, nieuwe psychiater, staat in een vervolgplan van aanpak dat Boer al het weekend erna onaangekondigd ontvangt. Verder moeten beide dochters eens per maand een weekend naar een logeergezin, van de SGJ.
De psychiater en de gz-psychologe weten van niets en onderschrijven Boers protesten tegen met name het SGJ-besluit over de logeerhuizen. Ze vrezen dat het er voor Boers dochters nog „onoverzichtelijker” en „verwarrender” door wordt, staat in het dossier. Boer neemt opnieuw de vertrouwenspersoon in de arm. Op zijn protestbrief reageert de teammanager van de jeugdzorginstelling pas na ruim drie weken. Eerder kon niet door „een aantal omstandigheden vanuit onze kant”, waaronder „agendaproblemen”, verontschuldigt hij zich. De maatregelen, inclusief het inschakelen van nieuwe logeergezinnen, blijven intact.
Boer herhaalt het: „Op dat moment knapte er iets bij mij. De gedragswetenschapper van de SGJ die het plan mede had ondertekend had mij en mijn kinderen nog nooit gezien.” Een paar maanden daarna moet de rechter besluiten of hij het toezicht met weer een jaar zal verlengen. Boer: „Ik besloot op de zitting te vragen of hij Bureau Jeugdzorg wilde aanwijzen als verantwoordelijke voogdijinstelling in plaats van de SGJ.”
Van de voogden hoort de rechter dat de kinderen Boer „zorgwekkend gedrag” vertonen rond de uitjes en zich daartegen verzetten. Ook omdat er geen eenduidig deskundigenrapport ligt waaruit blijkt dat de gezinssituatie structureel is verbeterd, besluit de rechter dat het toezicht moet worden verlengd.
Inzake de kwestie wie het mag uitvoeren, verklaart de rechter zich onbevoegd. De vraag wie verantwoordelijk is voor de verziekte verhoudingen blijft in het midden. Enerzijds is het „aannemelijk” dat moeders wantrouwende houding een rol heeft gespeeld, oppert de rechter. Maar, vervolgt hij, hoewel hij uit de brokken informatie waarover hij beschikt niet wil concluderen dat de SGJ een verwijt te maken valt, vormt „het volledig gebrek aan samenwerking” tussen de SGJ en Boer duidelijk een barrière om goed toezicht te kunnen houden. Bureau Jeugdzorg, dat uiteindelijk de knoop moet doorhakken, begrijpt de hint.
De functionaris van het bureau die de kwestie moet afhandelen, hoort eerst het feitenrelaas van alle betrokkenen aan. Daaruit concludeert hij dat de SGJ „nauwelijks of geen contact” heeft gehad met de behandelaren van de kinderen. Dit feit roept „een bepaald beeld” bij hem op over de handelwijze van de SGJ, staat in het verslag. De SGJ-teammanager krijgt eenmalig de kans inzichtelijk te maken wanneer en hoe de voogden met Boer en de overige hulpverleners over hun aanpak hebben gecommuniceerd.
Het stuk dat hij produceert, staat vooral bol met verwijten, onder meer aan het adres van Boer, de gz-psychologe en de psychiater. Bureau Jeugdzorg weet genoeg.
Op de dag waarop de jeugdzorginstelling het dossier-Boer moet overdragen is geen van beide voogden van de partij. Ook de teammanager laat verstek gaan. Boer: „Ik heb ze gedag gezegd via de mail, want ík vond het wél netjes om op enige manier af te sluiten. Maar ik heb nooit meer iets van hen gezien of gehoord.”
Wie wel van zich laat horen, is de functionaris van Bureau Jeugdzorg. Hij mailt Boer: „Ik heb bewondering voor de manier waarop u en uw man uw zorgen en klachten weloverwogen en respectvol hebben aangegeven. Ik hoop met het overnemen van de contacten te kunnen bijdragen aan een goede toekomst voor uw gezin.”
Boer en haar dochters heten in werkelijkheid anders.
Onder toezicht na „klachten en signalen”
Eind maart, toen de zaak-Boer nog volop liep, maakte de Inspectie Jeugdzorg bekend de SGJ voor een jaar onder verscherpt toezicht te plaatsen. „Onder andere vanwege de verschillende klachten en signalen die de inspectie bereiken over het functioneren van de SGJ”, lichtte de toezichthouder toe.
Twee van die klachten heeft de inspectie inmiddels onderzocht. De bijbehorende rapporten zijn in te zien op de site jeugdzorg.nl. Een ervan gaat over een spoedaanvraag van een SGJ-voogd voor de uithuisplaatsing van drie kinderen. De crisisdienst GGNet en de huisarts van de moeder bij wie de kinderen verbleven, hebben ernstige psychiatrische problematiek bij haar vastgesteld, suggereert de voogd. Onjuist, ontdekt de inspectie. Alleen de voogd had zorgelijk gedrag geconstateerd; niet de hulpverleners, zoals de voogd ten onrechte impliceerde in haar verslag. Het tv-programma De Ombudsman ging in januari al uitvoerig in op deze zaak.
Ook in het andere onderzoek constateert de inspectie verwijtbare fouten, waardoor een minderjarig meisje dat onder toezicht stond van een SGJ-voogd door een familielid seksueel kon worden misbruikt.
Na een verzoek van deze krant om de werkwijze van de voogden in het gezin Boer nader toe te lichten, stelt de jeugdzorgorganisatie geen vragen te willen beantwoorden „op casusniveau” in verband met de privacy van cliënten en ex-cliënten. „Wij waarderen het dat u het principe van hoor en wederhoor toepast, maar het is ons beleid geen informatie te delen en/of uitspraken te doen in lopende dossiers”, licht woordvoerder J. Roose toe. Roose zegt door de raad van toezicht van de SGJ te zijn aangetrokken als „tijdelijk duobestuurder” naast zittend SGJ-bestuurder B. Nitrauw, mede voor het door de inspectie geëiste verbeterplan voor de hele SGJ-organisatie. „Dat plan is inmiddels opgesteld en in uitvoering genomen en heeft inmiddels de goedkeuring van de inspectie”, aldus Roose.
Hij stelt verder dat de SGJ het optreden van de voogden in het gezin Boer intern laat nagaan, los van de vraag of er wel of niet goed is gehandeld. „We willen een lerende organisatie zijn.”
„Goede voogd biedt ouders ruimte”
„Gezinsvoogden hebben een moeilijke taak”, stelt hoogleraar opvoedkunde J. Hermanns. „Ze moeten laveren tussen eisen stellen en vertrouwen winnen, tussen hulp geven en dwang opleggen, tussen risico’s voor kinderen vermijden en begrip hebben voor de moeilijke positie waarin ouders kunnen verkeren. Vaak lukt dit, maar vaak ook niet. Dan kunnen conflicten escaleren, zoals blijkbaar ook in deze zaak is gebeurd.”
Sommige gezinsvoogden interpreteren zo’n escalatie als een uiting van slecht ouderschap van de ouders, vervolgt Hermanns. „Dan ontstaat er een machtsstrijd waar de kinderen bijna altijd de dupe van zijn.”
Door de communicatieve vaardigheden van voogden te verbeteren, kunnen veel problemen worden voorkomen, weet Hermanns uit ervaring. „Het vooraf bespreken met de ouders van een bepaalde aanpak, het goed luisteren naar hun argumenten en het bieden van ruimte aan ouders om ook zelf oplossingen te bedenken kan vaak voorkomen dat conflicten escaleren tot een punt waarin het om buigen of barsten gaat.”
Aanvulling 6 juli 2012 In bovenstaand artikel staat dat beide echtelieden hadden besloten van tafel en bed te scheiden. De heer Boer hecht er echter aan te verklaren dat de scheiding zich tegen zijn wens in heeft voltrokken.