Reiskosten in het lenteakkoord
Het lenteakkoord stelt wijzingen in het vooruitzicht op het gebied van inkomstenbelasting, loonbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en overdrachtsbelasting. De vraag is of de bezuinigingspijn eerlijk verdeeld wordt. Neem de reiskosten.
Op 25 mei presenteerde het kabinet het begrotingsakkoord van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie. Het is een prestatie dat het lenteakkoord zo snel tot stand kon komen. Maar het is wel zaak om goed naar de maatregelen te kijken.
Met ingang van 1 januari 2013 worden de woon-werkkilometers die worden gemaakt in de auto van de zaak als privékilometers aangemerkt. Deze woon-werkkilometers tellen daardoor mee voor de vraag of er aanleiding is tot een fiscale bijtelling voor privégebruik. De maatregel kan nadelig zijn voor veel leaserijders die nu geen fiscale bijtelling krijgen, omdat ze maar heel weinig privékilometers (minder dan 500 kilometer) rijden. Zij zullen vanaf 2013 al snel meer dan 500 kilometer privé rijden en zullen dus 25 procent loonbelasting gaan betalen over de waarde van hun auto, of een lager percentage bij zuinige auto’s.
Voor de werknemers die uitgingen van de nihilbijtelling bij leasecontracten van voor 25 mei 2012 geldt overigens een versoepeling tot 1 januari 2017. Zij betalen in beginsel slechts een kwart van de normale fiscale bijtelling.
De maatregel heeft geen gevolgen voor de groep leaserijders die inclusief woon-werkkilometers nog altijd minder dan 500 kilometer privé rijdt. Te denken valt aan de leaserijders die heel dicht bij het werk wonen, en de leaseauto of auto van de zaak met name gebruiken voor zakelijk verkeer.
Verder wordt de onbelaste reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer van 19 cent per kilometer afgeschaft. Dit geldt voor alle wijzen van vervoer zoals auto, openbaar vervoer en fiets. Uiteraard kunnen werkgevers na 2012 nog altijd vergoedingen betalen voor woon-werkverkeer, maar hierover zal loonheffing ingehouden moeten worden. Ov-abonnementen die voor 25 mei 2012 zijn ingegaan worden overigens gerespecteerd. Voor bestelauto’s en voor werknemers in de bouw en de thuiszorg zal gekeken worden naar oplossingen om de lastenverzwaring te verminderen.
De kosten van de overige zakelijke kilometers kunnen op basis van de bestaande regeling in 2013 nog wel onbelast worden vergoed tot 19 cent per kilometer. Met ingang van 1 januari 2014 wordt deze vrijstelling drastisch gewijzigd en verplaatst naar de (te verruimen) werkkostenregeling. Bedrijven waarvan de werknemers veel moeten reizen, bijvoorbeeld in de bouw, kunnen door de maatregel in ieder geval geconfronteerd worden met extra belastingheffing, de zogenoemde eindheffing van 80 procent. Afhankelijk van bijvoorbeeld de arbeidsvoorwaarden en cao-onderhandelingen kunnen soms ook werknemers de dupe worden van deze maatregel.
Het doel van de maatregelen is volgens het lenteakkoord het verminderen van de filedruk en van de CO2-uitstoot.
Feit blijft dat de staatssecretaris van Financiën over de zakelijke kilometers in 2011 het volgende heeft gezegd: „Als werknemers voor hun werk op pad moeten, vormt de vergoeding van de noodzakelijke reis- en verblijfkosten geen beloningsvoordeel. Er is geen reden daarover loon- en inkomstenbelasting te heffen. Zo’n belastingheffing zou een kostenverhoging betekenen die per bedrijf of instelling onevenredig hoog kan zijn. Werkgevers die deze hoge kosten hebben, staan dan voor de keuze tussen een andere bedrijfsvoering, hetgeen vaak niet mogelijk zal zijn, en het accepteren van deze extra kosten, die soms eigenlijk niet verantwoord zijn. Dat is ongewenst.”
De verdedigers van het lenteakkoord zullen op zijn minst duidelijk moeten maken waarom kostenverhoging voor (bepaalde) bedrijven of instellingen nu ineens wél verantwoord is. Of biedt de verruiming van de werkkostenregeling voor álle bedrijven voldoende uitkomst? Zo niet, dan maakt de overheid zich ongeloofwaardig.
Historisch en fiscaal-juridisch is ook de afschaffing van de onbelaste reiskostenvergoeding vreemd. De Hoge Raad heeft immers al in 1951 gezegd dat reiskosten lang niet altijd een privékarakter hebben. Ze kúnnen rechtstreeks samenhangen met het verwerven van inkomen en zouden daarom aftrekbaar moeten zijn.
Nu zijn de meeste kosten die werknemers uit eigen zak betalen al jaren niet meer aftrekbaar, maar ook dit is eigenlijk al een inbreuk op het oude beginsel van de inkomstenbelasting dat alleen het werkelijke voordeel van een werknemer wordt belast. Deze inbreuk wordt door het belasten van de woon-werkvergoeding vanaf 2013 alleen nog maar verstrekt. Vooral werknemers die om wat voor reden dan ook weinig te kiezen hebben en ver moeten reizen naar hun werk (bijvoorbeeld bij tijdelijke contracten) dreigen dus de dupe te worden. Bovendien verhoogt de maatregel de druk op de huizenprijzen in steden als Amsterdam en Utrecht, ten koste van die in bijvoorbeeld Almere. De vraag komt dan op of de bezuinigingspijn niet (deels) eerlijker verdeeld moet worden. Het valt te hopen dat hier bij de uitwerking van de maatregelen grondiger over wordt nagedacht.
De auteur is werkzaam bij HVK Belastingadvies.