Aftrekpost vergeten? Geen nood
Het kan iedereen overkomen bij de aangifte van de inkomstenbelasting: je ontdekt achteraf dat je vergeten bent een aftrekpost of vrijstelling te claimen waar je eigenlijk wel recht op hebt. Dit is niet erg, want de regels staan toe dat een belastingplichtige zijn ingenomen standpunten kan herzien door op een later moment nog een wijziging aan te brengen. Dat kan zelfs nog jaren later. Een aantal voorbeelden, oplopend van korter tot langer na het moment van aangifte.
In beginsel kan iemand een wijziging in zijn aangifte aanbrengen tot het moment dat er een definitieve aanslag inkomstenbelasting is opgelegd. Zo’n zogenoemde suppletieaangifte overschrijft in dat geval de initiële aangifte. De aanvankelijk te veel betaalde belasting wordt vervolgens terugbetaald.
Ook na het moment waarop de Belastingdienst een definitieve aanslag heeft opgelegd, kan een eerder ingenomen standpunt worden gewijzigd. In dat geval kan de belastingplichtige een bezwaarschrift indienen tegen de opgelegde aanslag. Dit kan binnen zes weken na dagtekening van de aanslag. Een bezwaarschrift moet voldoen aan een aantal in de wet vastgelegde voorwaarden. De Belastingdienst zal binnen acht weken na indiening van het bezwaarschrift een reactie geven. Is de belastingplichtige het niet eens met de uiteindelijke beslissing van de Belastingdienst, dan kan hij beroep instellen bij de rechtbank.
Als de belastingplichtige er pas na (enkele) jaren achter komt dat hij ten onrechte een bepaalde aftrekpost of vrijstelling nooit geclaimd heeft, is het in beginsel nog steeds mogelijk om dit via een zogenoemd ”verzoek om ambtshalve vermindering” alsnog te doen. In dat geval verzoekt de belastingplichtige de Belastingdienst om een vermindering of teruggaaf van belastingen door bijvoorbeeld een correctie te doen in een definitieve aanslag inkomstenbelasting.
De Belastingdienst is niet zonder meer verplicht om aan een dergelijk verzoek gehoor te geven. Dit blijkt onder meer uit een beleidsbesluit van het ministerie van Financiën. In concrete gevallen zal getoetst worden of de belastingplichtige redelijkerwijs in aanmerking komt voor een vermindering of teruggaaf. De termijn waarbinnen de belastingplichtige aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van een vermindering of teruggaaf van belastingen vervalt daarnaast door verloop van vijf jaren na het einde van het belastingjaar waarin de belastingschuld is ontstaan.
Maar zelfs daarna is er nog een mogelijkheid om een aftrekpost of vrijstelling te claimen. De belastingplichtige kan namelijk een beroep doen op de hardheidsclausule. Een dergelijk beroep is gebaseerd op de wettelijke bevoegdheid van het ministerie van Financiën om voor bepaalde gevallen tegemoet te komen aan ”onbillijkheden van overwegende aard”, mochten die zich bij de toepassing van de belastingwet voordoen. Slechts in uitzonderlijke gevallen zal zo’n beroep kans van slagen hebben. Recent werd dat weer eens duidelijk.
In een zaak over de toepassing van de algemene heffingskorting is een verzoek van de belastingplichtige op de hardheidsclausule om met terugwerkende kracht gebruik te maken van deze korting afgewezen. De algemene heffingskorting is een korting op de te betalen inkomstenbelasting die geldt voor iedere belastingplichtige. De korting wordt elk jaar opnieuw vastgesteld. Dit jaar bedraagt de korting 2033 euro.
Het verloop van de zaak was als volgt. Een belastingplichtige ontving vanaf mei 2001 een AOW-uitkering. Hierop was de algemene heffingskorting echter niet toegepast. Merkwaardig, want in beginsel zal de Sociale Verzekeringsbank de loonheffingskorting automatisch toepassen, tenzij belanghebbende vraagt om de toepassing daarvan achterwege te laten. In de praktijk gebeurt dat laatste alleen als er ook nog een andere inhoudingsplichtige is die de loonheffingskorting toepast. Het is daarbij de bedoeling dat de loonheffingskorting slechts bij één inhoudingsplichtige geldend wordt gemaakt.
De partner van de belastingplichtige had echter van de Belastingdienst begrepen dat deze korting slechts eenmaal per echtpaar kon worden toegepast en heeft de heffingskorting dan ook niet toegepast in de aangifte inkomstenbelasting. Dat is onjuist; elke belastingplichtige kan de algemene heffingskorting claimen. Pas in april 2011 werd de belastingplichtige erop geattendeerd dat zij alsnog om toepassing van de heffingskorting kon vragen. Zij diende vervolgens voor de betrokken jaren T-biljetten in. De Belastingdienst achtte zich er echter wettelijk niet toe verplicht om deze in behandeling te nemen.
De belastingplichtige deed vervolgens een beroep op de hardheidsclausule en stelde dat het mislopen van de teruggaven te wijten was aan door de Belastingdienst verstrekte onjuiste informatie. De staatssecretaris heeft dit beroep afgewezen, omdat niet-verplichte aangiften inkomstenbelasting ten hoogste tot vijf jaar na afloop van het belastingjaar ingediend moeten zijn, en er daarnaast geen sprake was van uitzonderlijke omstandigheden.
Dit lijkt mij een correcte benadering, zeker ook omdat de wetgever bewust het doen van aangifte over verstreken jaren heeft beperkt om op enig moment belastingtijdvakken te kunnen afsluiten. Een klacht van de belastingplichtige bij de Commissie Verzoekschriften en Burgerinitiatieven was evenmin succesvol.
De auteur is werkzaam in de belastingadviespraktijk van PwC.