Ministers tevreden over reis naar Afrika
Minister de Hoop Scheffer van Buitenlandse Zaken en zijn collega Van Ardenne van Ontwikkelingssamenwerking keken gisteren tevreden terug op hun vierdaagse reis door de Grote- Merenregio.
Nederland wordt als onverdacht land met een dikke portemonnee serieus genomen en kan een belangrijke bemiddelende rol spelen bij de inspanningen om een einde te maken aan de gewelddadige conflicten in het gebied.
Het feit dat de twee bewindslieden nu voor de tweede keer gezamenlijk op stap zijn geweest in Afrika betekent voor De Hoop Scheffer „een trendbreuk met eerdere kabinetten.” De scheiding tussen Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking is te lang te groot geweest, meent de bewindsman.
Afrika staat al langer centraal in het ontwikkelingsbeleid van Nederland. De beide bewindslieden willen zich nu echter concentreren op het Grote-Merengebied. De al jarenlang aanhoudende conflicten hebben in Congo al tussen de 1,5 en 3 miljoen mensen het leven gekost. In Rwanda heeft etnisch geweld tussen Hutu’s en Tutsi’s zeker nog eens 1 miljoen slachtoffers gemaakt.
Nederland trekt zich de schrijnende situatie aan en wil, gebruikmakend van zijn ontwikkelingspositie in Rwanda en Uganda, proberen een bijdrage te leveren aan het beëindigen van de geweldsspiraal in de regio. Met wortel en stok als het moet, zo ondervond de Rwandese president Kagame.
De beide bewindslieden lieten hem weten dat Nederland voorlopig een subsidie van een kwart miljoen euro voor het verkiezingsproces in de portemonnee houdt zolang Kagame geen uitsluitsel kan geven over het spoorloos verdwijnen van politieke tegenstanders. Een rapportje van de politie werd door Nederland veel te licht bevonden.
Maar het nieuwe geluid van Nederland dringt door tot de leiders van de regio, denken de beide bewindslieden. Omdat Nederland hen serieus neemt en daar geen koloniale erfenis met zich meedraagt, lijkt er sprake te zijn van enig vertrouwen.