Binnenland

Herfsttaferelen in augustus

Het verplanten van bomen eist altijd slachtoffers. Normaal overleeft 5 tot 10 procent van het plantgoed het niet. Deze hete zomer liggen de cijfers echter andersom: 90 procent van de jonge aanplant legt het loodje. Voor een aanzienlijk deel is dat te wijten aan menselijke nalatigheid.

Niek Sterk
14 August 2003 11:14Gewijzigd op 14 November 2020 00:29
UTRECHT - Frank Moens van de Bomenstichting op de herfstachtige Maliebaan in Utrecht. „Een boom planten is niet niks. De zorg bij aankoop en planten moet wel een vervolg krijgen. Veel jonge bomen zijn aan hun lot overgelaten.” - Foto Hans Roggen
UTRECHT - Frank Moens van de Bomenstichting op de herfstachtige Maliebaan in Utrecht. „Een boom planten is niet niks. De zorg bij aankoop en planten moet wel een vervolg krijgen. Veel jonge bomen zijn aan hun lot overgelaten.” - Foto Hans Roggen

De Utrechtse Maliebaan is een van de mooiste grootstedelijke lanen. Zes rijen lindebomen van een eeuw of ouder geven de allee een statig en lommerrijk aanzien. Na de vele weken hitte en droogte zijn de grote lindebomen echter overgegaan op zelfbescherming: ze laten massaal het blad vallen. Zodoende ziet het gebied er half augustus uit zoals het er anders twee maanden later bijligt: volop herfstachtig.

Op loopafstand zetelt de Bomenstichting, de club die zich sinds de zomer van 1970 bekommert om het wel en wee van vooral de monumentale bomen in ons land. Met het toenemen der jaren verbreedde de stichting haar terrein, daarom weet projectleider Frank Moens ook veel te vertellen over de huidige benarde situatie van -vooral- de jonge bomen in steden en langs provinciale wegen.

Het was in het algemeen al een droog jaar, maar de laatste drie, vier weken zijn wel extreem. „Kurkdroge lucht, vaak flink wat wind, en verschrikkelijk hoge temperaturen. Bomen verdampen onder die omstandigheden heel veel water.” Het feit dat ze nu al (deels) hun blad laten vallen, is op zichzelf niet zorgwekkend, zegt Moens. „Ze wapenen zich door een gedeelte van hun verdampingsoppervlak af te stoten.”

Dat betekent niet dat kwetsbare soorten geen knauw kunnen oplopen die hen binnen enkele jaren alsnog kan nekken. „Een jaar als dit kan bijvoorbeeld bij gevoelige oudere beuken de opmaat vormen voor jarenlange achteruitgang en uiteindelijke sterfte. Voor beuken van anderhalve eeuw kan dit op termijn toch de dood betekenen. De minimale jaarringen van zomer 2003 zullen in later gekapte bomen zeker herkenbaar blijven.”

De grootste zorg van de stichting gaat dezer dagen echter niet uit naar de oude(re) bomen. „De doorsnee boom staat er nog redelijk bij.” Het echte zorgenkind is de jonge aanplant: bomen die een jaar of twee, drie, of nog korter geleden werden gepoot. „Ik fiets dagelijks van Baarn naar Utrecht. Van de jonge bomen langs de provinciale weg is 90 procent inmiddels dood. Terwijl er grondverbetering was toegepast in de plantperiode.”

Gemeenten en provincies doen echt hun best het openbaar groen op te fleuren, onder andere door jonge aanplant, zegt Moens. „Dijkje om het plantgat, een flexibele pijp erin om later makkelijk water te kunnen geven.” Maar op het moment dat de bomenzorg écht actueel is, zoals de voorbije maand, laten bomenbeheerders het massaal afweten. „Mijn schatting is dat inmiddels tienduizenden jonge bomen dood zijn. In veel gevallen een kwestie van nalatigheid of onvoldoende menskracht bij gemeenten in vakantietijd.”

Het jaar 2003 is dus slecht voor de gemeentelijke en provinciale budgetten, zegt de man van de stichting. „Een boom planten is niet niks. De zorg bij aankoop en planten moet wel een vervolg krijgen. In veel gevallen zijn de jonge bomen nu aan hun lot overgelaten.” Met als gevolg dat dit najaar of voorjaar 2004 opnieuw moet worden geïnvesteerd. „Voor de boomkwekers wellicht een opsteker, maar niemand ziet dit graag gebeuren.”

Dat de gang van zaken echt mag vallen onder „nalatigheid” durft Moens voluit voor z’n rekening te nemen. „Iedere groenbeheerder weet dat nazorg onontbeerlijk is. Ook de Bomenstichting schrijft gemeenten en provincies aan over deze onderwerpen, dat is onze functie, onze taak. Niemand kan zeggen dat-ie er niet van wist.”

Dat bomen in steden het vaak slechter hebben dan exemplaren elders heeft voor een groot deel te maken met de profilering van wegen en trottoirs. „Alle plaveisel loopt af in de richting van de afvoergoot. Het water blijft zodoende slecht in de buurt van de bomen.”

Graag wil Moens nog een tip voor volgend jaar kwijt aan alle boomverzorgers. „De maand mei, vaak een periode van oostenwind en droogte, is heel belangrijk voor een boom. Op het moment dat ze uitlopen, hebben ze veel water nodig. Dus: geef water in mei, als het nodig is. Droogte in de huidige periode is minder schadelijk. Want na de langste dag beginnen bomen zich toch alweer voor te bereiden op het volgende jaar.”

Dit is de negende en laatste aflevering in een serie over de gevolgen van de hittegolf die Nederland treft.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer