Uit onderzoek van het Centraal Veterinair Instituut in Lelystad is gebleken dat pluimveebedrijven met vrije uitloop een elf keer zo hoog risico lopen op een infectie met vogelgriep dan legbedrijven zonder vrije uitloop. Tot dit onderzoek was na de uitbraak van laag pathogene aviaire influenza (vogelgriep) in Kootwijkerbroek in mei 2011 opdracht gegeven door staatssecretaris Bleker van Landbouw.

Parallel hieraan heeft de pluimveehoudersorganisatie LTO-NOP een rapport opgesteld over de beheersing van het risico van insleep en versleep van het virus bij pluimveebedrijven met uitloop. In dit rapport worden diverse aanbevelingen gedaan. Het PPE-bestuur wil nu een concreet tijdpad voor de uitvoering van deze aanbevelingen.

Het rapport pleit voor afspraken met het ministerie van EL&I over de komst van een werkgroep die richtlijnen moet opstellen voor het uitvaardigen van periodieke ophokgeboden. Een tweede werkgroep zou moeten kijken naar mogelijkheden voor regionaal beleid zoals extra eisen aan bedrijven in pluimveedichte gebieden. Deze werkgroep zou ook moeten nagaan of een verbod op toename van de hoeveelheid pluimvee met uitloop mogelijk is.

Het rapport doet verder voorstellen voor enkele onderzoeken. Zo zou onderzocht moeten worden of buiten lopend pluimvee preventief gevaccineerd kan worden tegen vogelgriep en of het virus via dooieronderzoek getraceerd kan worden. Ook moet worden nagegaan of het ketenbewakingssysteem Eistromen gebruikt kan worden om de daling van de eiproductie op een bedrijf vast te stellen. Die daling zou kunnen wijzen op een besmetting met het virus.

Het productschap kan regelgeving opstellen voor de inrichting en afrastering van het uitloopgebied op pluimveebedrijven. Ook zal het PPE een campagne opzetten om het bewustzijn onder pluimveehouders met een uitloopsysteem over de risico’s hiervan te vergroten.

Verder zijn er aanbevelingen over de vraag in hoeverre via genetische weg de weerstand van pluimvee tegen vogelgriep kan worden verhoogd.