Vragen over laboranten, tests en tijdstippen op hoorzitting MKZ
DEN HAAG – Een van de laboranten die in 2001 meewerkte aan de cruciale test over MKZ in Kootwijkerbroek, was bedreven in het trimmen van honden, maar niet in het zoeken van virussen.
Dat zei Lau Jansen, bestuurslid van de Stichting MKZ Crisis Kootwijkerbroek, woensdag aan het slot van zijn betoog tijdens een hoorzitting in Den Haag. Zijn uitspraak diende ter onderstreping van zijn stelling dat er moet worden getwijfeld aan de bekwaamheid van laboranten die in 2001 een test uitvoerden in ID Lelystad. Op basis van de uitslag werd MKZ geconstateerd in Kootwijkerbroek. Het ministerie van Landbouw besloot toen tot ruimen. Dat besluit –van maart 2011– moet worden vernietigd, stelt Jansen.
Jansen hekelde verder de conclusie in het rapport van twee experts die vorig jaar in opdracht van staatssecretaris Bleker (EL&I) onderzoek verrichtten naar de kwestie. Zij trokken „een draak van een conclusie.” De opdracht die zij kregen was anders dan de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBb) in 2008 voorschreef.
Logisch, antwoordde dr. C. J. M. Bruschke namens het ministerie van EL&I, later tijdens de vragenronde. „Die CBb-opdracht was ook ons doel niet. Doel was antwoord krijgen op enkele openstaande vragen.”
Ook onderhouden de wetenschappers nauwe banden met mensen van ID Lelystad, aldus Jansen. „Van onpartijdigheid en voldoende distantie is geen sprake.”
Het is onvermijdelijk dat de onderzoekers mensen van het laboratorium kennen, reageerde Bruschke. „Het is een klein wereldje. We hebben onafhankelijke wetenschappers uitgekozen.”
De conclusies in een ander rapport, van PwC, zijn volgens Jansen gebaseerd op onvolledige bronnen. Voor dat rapport werd onderzocht of een negatieve testuitslag destijds is gemeld aan het ministerie.
Jansen wees er verder op dat het besluit tot ruimen destijds werd genomen voordat de uitslagfax werd verstuurd. De uitslagfax –waarin MKZ wordt geconcludeerd– kan volgens Jansen geen grond geweest zijn voor het formele besluit tot ruimen.
Prof. dr. H. Breukink, emeritus hoogleraar klinische diagnostiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht, stelde op de hoorzitting dat het bedrijf van Teunissen in Kootwijkerbroek in 2001 besmet is verklaard vanwege de landelijke situatie, niet op grond van de ziekteverschijnselen die dierenarts Terbije als verdacht bestempelde. „Het meest zieke dier kon vlak voor zijn dood nog hard rennen.”
Hij wees erop dat bij de zieke dieren geen blaarvorming is vastgesteld, dat ze niet beter waren na enkele dagen, dat er geen sterfte was. Toch sprak toenmalig directeur J. Haverkort van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) op 26 maart van zeer ernstige verschijnselen van MKZ. „Eerst heeft de RVV geprobeerd het klinische beeld erger te doen lijken dan het was, maar heeft zich vervolgens, toen dat niet houdbaar bleek, gericht op het laboratoriumonderzoek.”
Een andere spreker die woensdag namens de veehouders aan het woord kwam was prof. dr. J. M. D. Galama (emeritus hoogleraar virologie bij de afdeling medische microbiologie bij Radboud Universiteit Nijmegen). Hij sprak van „kokerdenken” in het laboratorium. Galama noemt het vreemd dat geen enkele stalgenoot van het besmette kalf ziek werd. „Dat de andere dieren vrij bleven van MKZ pleit sterk tegen aanwezigheid van MKZ en tegen de kwaliteit van het uitgevoerde proefdierexperiment. Dat deze discrepantie door het laboratorium niet is opgemerkt, is op z’n zachtst gesteld opmerkelijk.”
Een ander kritische vraag heeft hij bij de RT-PCR-test die in 2001 is uitgevoerd. „Op basis van een onbetrouwbare RT-PCR-test is doorgegaan met passeren waarbij uiteindelijk een positief resultaat werd gevonden. Was dat resultaat dan wel betrouwbaar en op grond waarvan?”
Galama stelt: „De uitslag van 28 maart 2001 was prematuur: Het laboratorium onderzoek dat tot dat moment was uitgevoerd, onderbouwde in onvoldoende mate dat een MKZ-besmetting was vastgesteld bij het bedrijf van Teunissen, een uitslag die verstrekkende gevolgen heeft gehad.”
Bruschke (EL&I): „Op het moment dat er een positieve uitslag is, zijn wij gehouden maatregelen te nemen. Onverwijld. Dat hebben wij gedaan. De negatieve uitslag die later kwam, doet niets af aan de positieve uitslag die er al lag.”
Galama: „De geloofwaardigheid van de negatieve test was vele malen groter dan die van een positieve uitslag. Ik snap dat de overheid maatregelen moet nemen. Maar als u onverwijld maatregelen moet nemen, moet u ook aankunnen op de juistheid van de uitslag van de positieve test. Dat kon niet. U hebt heel lang gezocht naar een witte raaf en u twijfelde niet aan de witheid van die raaf, terwijl u wel twijfelde aan de zwartheid van alle andere raven.”
Mr. drs. H. D. Bonthuis, jurist van EL&I: „Als er MKZ is aangetroffen, moeten er maatregelen worden genomen. Dan kun je testen en blijven testen, maar er moeten maatregelen worden genomen.”